Cuypers c.s.


door Esther Wils, eerder gepubliceerd in Indies tijdschrift 2021 #2

Eduard Cuypers, neef van Pierre, is als architect lange tijd in de schaduw gebleven van zijn beroemde oom, en van zijn tijdgenoot H.P. Berlage, die met zijn modernistische beweging – zeker onder vakgenoten – de toon zette in Nederland. Goed dat Eduard door twee vasthoudende senioren weer flink op de kaart is gezet.
Obbe Norbruis, die zelf architectuur en stedenbouw studeerde in Delft, stelde twee schitterende boeken samen over het werk van Cuypers en zijn bureau in Indië – Eduard zelf overleed in 1927, maar zijn compagnons wisten het bedrijf bloeiend te houden tot het moment dat ze in 1957 met vele anderen gedwongen werden Indonesië te verlaten. In de zestig jaar dat de twee firma’s in Indië bouwden, zijn zo’n 150 gebouwen neergezet, variërend van banken, hotels, winkels, stations en ziekenhuizen tot kerken en particuliere villa’s. Cuypers wordt gekenschetst als een architect met een open blik voor internationale ontwikkelingen, die tegelijkertijd – tegen de tijdgeest in; de 19e eeuw werd de ‘lelijke eeuw’ genoemd – geen afschuw had van de historische bouwvormen van zijn voorgangers. Zo konden voor de uiteenlopende types gebouwen ook verschillende stijlen worden toegepast (of vermengd, of van eigen vindingen worden voorzien). Ondanks pogingen van de modernistische architect Moojen om Cuypers in de Indische pers zwart te maken, wisten opdrachtgevers zijn bureau goed te vinden.
Norbruis vertelt de verhalen met smaak en beschrijft ook ieder gebouw afzonderlijk met interessante anekdotes en fraaie foto’s. De partners worden individueel voorgesteld – ze kregen opvallend veel vrijheid; Cuypers had duidelijk niet de megalomane trekken die grote architecten regelmatig vertonen, en de sfeer van productieve zelfwerkzaamheid bleef kennelijk na zijn dood gehandhaafd.




Uomo universale
Na zijn pensioen als jurist studeerde Constant van Nispen kunstgeschiedenis; hij sloot die studie af met een onderzoek naar Eduard Cuypers, dat een stevig vervolg kreeg in de monografie die hij begin dit jaar publiceerde. Bij hem leren we ook Cuypers’ werk in Nederland kennen, zowel de architectuur als de interieurs die hij ontwierp, en de verschillende tijdschriften die hij opzette. Het is duidelijk dat Cuypers, die het land maar één keer bezocht, in 1909, gefascineerd was door Indonesische kunstnijverheid. Toen hij mocht assisteren bij het inrichten van de Nederlandse bijdrage aan de Wereldtentoonstelling in Brussel van 1910, liet hij een pendopo bouwen waarin Indonesische handwerkslieden hun ambacht vertoonden. De belangstelling was overweldigend. Cuypers had gehoopt op Java de productie van batiks, weefkunst, vlecht- en houtsnijwerk et cetera van thuiswerk tot een industrie te ontwikkelen die wereldwijd afzet zou kennen. Hij ijverde daar onder andere voor in zijn tijdschrift, waarin ook Noto Soeroto een artikel aan het onderwerp wijdde. De suggestie werd in de pers onderuit gehaald als commercieel en de authenticiteit bedervend, maar het lijkt erop dat Cuypers’ bewondering serieus was: hij bleef erover schrijven en nam plaats in het bestuur van de Vereeniging Oost en West.
Zijn tijdschriftuitgaven kregen een steeds breder leest; naast Het Nederlandse huis oud & nieuw, bracht hij drie jaargangen uit van Het Ned. Indische Huis oud & nieuw en in 1916 richtte hij een tijdschrift op met een grote redactie en een lange (onder)titel Nederlandsch Indië oud & nieuw. Maandblad gewijd aan: Bouwkunst – Archeologie – Land- en Volkenkunde – Kunstnijverheid – Handel en Verkeer – Cultures – Mijnbouw – Hygiëne.
Van Nispen typeert Cuypers als architect, kunstnijveraar en ondernemer; iemand met een breed denkraam. Misschien wel te breed voor Nederland; opmerkelijk genoeg is de enige publicatie over zijn werk tot in de jaren ’70 van de hand van een Amerikaanse wetenschapper, die hem, naast Berlage, aanwijst als father van de Amsterdamse School. In 1997 voerde historicus Auke van der Woud hem op in zijn studie Waarheid en karakter: ‘ontvankelijke en invloedrijke architecten [als] Ed Cuypers, die zich afzijdig hielden van getheoretiseer en coterieën, nergens “bij horen” en daardoor moeilijk in gepersonaliseerde geschiedbeelden passen’.

In Indonesië wordt het werk van Cuypers c.s. tegenwoordig gekoesterd. Norbruis schrijft: ‘In Indonesië staan veel van hun gebouwen er nog fantastisch bij. Sommige staan letterlijk in de spotlights. Jonge Indonesiërs maken er een selfie voor.’ Hij bracht zijn Engelse edities speciaal uit voor degenen die de gebouwen nu moeten onderhouden. Goed werk!





















Obbe Norbruis, Alweer een sieraad voor de stad. Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië, 1897-1927, LM Publishers, 2018, vorig jaar in het Engels verschenen als Landmarks from a Bygone Era
Obbe Norbruis, Architectuur met vlag en wimpel. Het werk van Fermont-Cuypers in Nederlands-Indië en Indonesië, 1927-1957, LM Publishers, 2018, vorig jaar in het Engels verschenen als Architecture from the Indonesian Past
Constant van Nispen, Eduard Cuypers. Architect met een eigen koers, Verloren, 2021

 
Share our website