Dr. Hendrik Muller: handelsman, diplomaat en etnograaf

door Esther Wils
 
Veel lezers zal de naam Dr. Hendrik Muller bekend voorkomen van het Vaderlandsch Fonds dat hij naliet, en dat nog heden ten dage regelmatig publicaties ondersteunt. Zijn fortuin had Muller vergaard als erfgenaam en als handelsman, maar zijn roeping lag elders, lezen we in zijn biografie Dr. Hendrik Muller. Wereldreiziger voor het vaderland (1859-1941), geschreven door Dik van der Meulen en onlangs verschenen bij uitgeverij Querido.
 

Geboren in een doopsgezinde, Rotterdamse patriciërsfamilie, kon Muller instappen in het handelsnetwerk van zijn vader. Immer kritisch aangespoord door zijn gelovige familie, van zichzelf energiek en ambitieus, ontwikkelde hij vanaf zijn eerste reis buiten Europa, naar zuidelijk Afrika, een grote belangstelling voor vreemde culturen en de internationale politiek.
Nadat hij zich met wisselend succes voor de handel met Afrika had ingezet (hij deed onder andere een poging in Liberia belanda hitam, 'zwarte Hollanders', te werven als soldaat voor de strijd in Indië, en woonde de Congo-conferentie in Berlijn bij, officieel gericht op de handel maar in feite het begin van de koloniale verdeling van Afrika), en furore had gemaakt met Zuid-Afrika. Reisherinneringen (1889), keerde hij zich af van de zaken, haalde in Duitsland een doctorstitel in de geografie en jaagde de status van diplomaat na. Ondanks een gebrek aan officieel mandaat, bouwde hij een enorm internationaal netwerk op, en bekendheid bij de pers. Hij spande zich met name in voor de Boeren, in hun strijd tegen de Britten. Om sympathie te winnen onder voormalige Nederlandse migranten bereisde hij de Verenigde Staten, en hij knoopte er een reis naar Zuid-Amerika aan vast. Net als in Afrika, legde hij daar een grote interesse aan de dag voor de inheemse bevolking. Had hij eerder zijn ontmoetingen met en observaties over ‘Hottentotten, Bosjesmannen en Kaffers’ beschreven, in Door het land van Columbus (1905) bewondert hij de indiaanse beschavingen. In 1912 en 1918 verscheen zijn Azië gespiegeld, in twee delen. Indië doorkruiste hij in 1907; hij logeerde er onder andere in het paleis van Van Heutsz.
 
Afbeelding uit Azië gespiegeld


Zoals Van der Meulen benadrukt: Muller was onwaarschijnlijk bereisd, en paarde de voor zijn tijd typerend paternalistische blik op de gekoloniseerde volkeren, en een persoonlijke hang naar omgang met de bestuurlijke elite (hij bezat duizenden visitekaartjes), aan een grote nieuwsgierigheid, waarvoor hij zijn voorkeur voor verfijnd beddengoed opzij zette en zich onder soms primitieve omstandigheden van hot naar her begaf.
Van der Meulen, als biograaf meermaals gelauwerd, heeft met deze levensbeschrijving opnieuw een knap staaltje geleverd; zowel de snelle, wereldwijde ontwikkelingen in Mullers tijd als diens ongewone, soms wat potsierlijke maar ook alerte en sociale persoonlijkheid, beschrijft hij met overzicht en fijnzinnige ironie. Zijn Nederlands is glashelder en bijzonder fraai, en hij heeft een neus voor smakelijke, vaak humoristische details, die het lange, propvolle en ook nogal fragmentarische levensverhaal van Muller toch boeiend houden. Zo vertelt hij dat Muller tijdens een quarantaine in Cuba opzien baarde door in een batik slaapbroek te verschijnen, die blijkens Mullers verslag ‘te midden der algemeene verveling algemeen en heftig begeerd werd’. In Afrika werd Muller bekeerd tot de verdiensten van koedrek:

‘Dit is in Zuid-Afrika een hoogst nuttige stof. Zij dient bijvoorbeeld bij de Zoeloes als huwelijksrings, niet om den vinger, maar om het hoofd. Met aarde vermengd, vormt zij in de meeste Zuid-Afrikaansche woningen de vloeren, welke spoedig hard worden en geen onaangenamen geur verspreiden. En zij vervangt als brandstof het hout, dat in Zuid-Afrika bijna overal ontbreekt: dikwerf heb ik met dankbaarheid en als eene uitkomst een hoopje drek begroet, wanneer ik op het veld mijn potje wilde koken, maar geene brandstof kon vinden.’

Ook voor de geur van de mensen is Muller gevoelig:

‘…het schijnt, dat de negers even onaangenaam door ons blanken worden aangedaan als wij door hen, en dat ook wij, zelfs de zindelijksten onder ons, een zekeren geur verspreiden, dien wij daarom alleen niet bemerken van elkaar, omdat hij bij ons allen dezelfde is.’

Jammer dat Mullers reisverhalen alleen antiquarisch nog te krijgen zijn. Ook zijn nalatenschap aan etnografica en fotografie is nagenoeg onzichtbaar, dat wil zeggen: de etnografische voorwerpen zijn aanwezig in het Leidse volkenkundig museum, het natuurhistorisch museum bezit delen van zijn collectie, de foto’s zijn in het Amsterdamse Tropeninstituut terechtgekomen, en ook een schenking van Van Heutsz is daar opgeslagen, maar wie weet nog welke avonturier ze verzamelde? Misschien zou – naast het door Froukje Holtrop aantrekkelijk geïllustreerde boek van Van der Meulen – een tentoonstelling over Muller en zijn nijver vergaarde schatten daar verandering in kunnen brengen.

Het portret bovenaan werd geschilderd door Jan Toorop, in 1904.
Share our website