Het koloniale verleden van Rotterdam

door Liesbeth Rosen Jacobson
 
Afgelopen oktober 2020 werden niet één maar liefst drie boeken over het koloniale verleden van Rotterdam gepubliceerd én aangeboden aan de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb. Deze presentatie vond plaats slechts een ruime maand na de presentatie van het onderzoek over het slavernijverleden van Amsterdam (De slavernij in oost en west. Het Amsterdamonderzoek, door Guno Jones, Pepijn Brandon, Matthias van Rossum e.a., Spectrum, 2020) een stad die van oudsher uitdrukkelijker met slavernij, de VOC en het kolonialisme wordt geassocieerd dan Rotterdam. Daarom alleen al is dit project uniek te noemen, juist omdat er nog relatief weinig bekend is over de Rotterdamse bemoeienis met slavernij en het koloniale project in het algemeen.
Het onderzoek werd ondernomen op initiatief van voormalig PvdA-raadslid Peggy Wijntuin, een Rotterdamse met Surinaamse wortels, en door het gemeentebestuur gefinancierd. Wijntuin hier riep ruim drie jaar geleden in een motie toe op, door de gemeenteraad erop te wijzen dat ‘gedeelde kennis van een verleden vanuit meerdere perspectieven bijdraagt aan hedendaagse en toekomstige inclusiviteit, d.w.z. saamhorigheid’. Daarmee zou dit project volgens haar moeten bijdragen aan meer wederzijds begrip, verbondenheid en uiteindelijk Rotterdams burgerschap in de stad.
Dat was een ambitieuze en idealistische doelstelling, maar de smaakvolle en robuuste vormgeving en de prachtige foto’s en kaarten van de drie boeken zullen zeker een breed publiek aanspreken. Voor het eerst wordt het vizier specifiek op de koloniale connectie van Rotterdam gericht, staat de vraag centraal welk aandeel Rotterdam had in de bredere koloniale geschiedenis van Nederland en welke gevolgen dat had voor de stad. In deze recensie ga ik in op het eerste (algemenere) deel van de serie van drie boeken: Het koloniale verleden van Rotterdam, dat onder redactie stond van Gert Oostindie, onderzoeksleider en directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.
 
Grondig, gedetailleerd en divers
Wat ten eerste opvalt aan dit boek is de grondigheid en gedetailleerdheid van het onderzoek, de vlotte verteltrant en de sprekende voorbeelden en verwijzingen naar specifieke plaatsen in het hedendaagse Rotterdam, die beslist zullen helpen om de aandacht van de lezer vast te houden.
Verder laten de thematische opzet en de specifieke schrijfstijl van de auteurs van de verschillende hoofdstukken de talrijke facetten van de koloniale geschiedenis van Rotterdam sterk naar voren komen – denk aan handel en scheepvaart, de transitofunctie van de haven, de nauwe banden tussen de Rotterdamse zakenelite en het stadsbestuur, de bouwkundige dimensie, katholieke missie en protestantse zending, koloniale sporen in museale collecties en de aankomst van verschillende groepen koloniale migranten. Zo worden ook de minder bekende en voor de hand liggende onderwerpen als missie en zending en de bouwkundige dimensie op waarde geschat. Daarnaast noemen de auteurs (zo lijkt het) bewust veel namen van voormannen (en vrouwen) uit de Rotterdamse handels- en zakenelite en lichten hen uit door ze van de nodige context (en veelal portretten) te voorzien, zodat het verhaal als geheel persoonlijker en levendiger wordt. Een voorbeeld hiervan is de uitgebreide uiteenzetting over Anthony van Hoboken, de grondlegger van de private handel en scheepvaart op Nederlands-Indië.
Ondanks haar succes was de Rotterdamse elite tot ver in de negentiende eeuw een gesloten bastion; nieuwkomers konden maar mondjesmaat hogerop komen. Bovendien was men overtuigd van het nut en de noodzaak van het koloniale project, zowel in de Oost als de West. De Rotterdamse bestuurders en handelselite konden nauwelijks worden betrapt op kritische vragen over koloniale activiteiten.  
 

Pincoffs
Helaas komt er door al die verschillende auteurs hier en daar ook wat – naar mijn mening – overbodige overlap tussen de verschillende hoofdstukken voor, hoewel dit ook met opzet kan zijn gedaan om de lezer de gelegenheid te geven de hoofdstukken afzonderlijk van elkaar te lezen. Deze overlap is vooral opvallend met betrekking tot de grootschalige fraude van Lodewijk Pincoffs (hierboven), die in 1879 aan het licht kwam, waardoor de Afrikaansche Handelsvereeninging (AHV) failliet moest worden verklaard. Het vertrouwen van de aandeelhouders, allemaal afkomstig uit de Rotterdamse zakenelite, in Pincoffs en zijn compagnon Henry Kerdijk was zo groot dat van de eerste aandeelhoudersvergadering in 1871, waar op voorstel van Pincoffs tot een verhoging van het aandelenkapitaal werd besloten, geen officieel schriftelijk verslag gemaakt werd, maar enkel een mondeling verslag. Met de kennis van nu is dat naïef te noemen, maar toentertijd hadden aandeelhouders niet het minste vermoeden van de op handen zijnde fraude. Pincoffs vluchtte uiteindelijk via Antwerpen naar New York, waar hij zijn dagen sleet als berooide sigarenhandelaar. Kerdijk pleegde na zijn arrestatie zelfmoord en allen die verbonden waren aan de AHV leden een verlies van bijna 10 miljoen gulden.
 

Architectuur, missie en zending
De hoofdstukken over architectuur, stedenbouw, protestantse zending en katholieke missie en daaruit volgend het hoofdstuk over de museale collecties, zijn wat mij betreft het meest verrassend en vernieuwend. Pauline van Roosmalen maakt het koloniale verleden tastbaar door uit de doeken te doen wat er na het bombardement in 1940 nog aan koloniale sporen in het straatbeeld is overgebleven. Zo wist ik (als getogen Rotterdamse) niets van de koloniale sporen rond de Westzeedijk en de Parklaan: het voormalig landgoed Dijkzigt (tegenwoordig het Museumpark en het terrein rond het huidige Erasmus Medisch Centrum) en de villa die ooit in de nog altijd te bezichtigen groene oase Schoonoord stond. Deze plekken blijken beiden bewoond geweest door respectievelijk Jacob en Hendrika van Hoboken, beiden kinderen van de al eerder genoemde Anthony van Hoboken, die zeer rijk werd als reder, handelaar en grootaandeelhouder van de Nederlandsche Handelmaatschappij (NHM).
Tom van den Berge heeft in zijn hoofdstuk over ethische interventies een aantal specifiek Rotterdamse organisaties en evenementen uit de vergetelheid weten te halen, zoals The Rotterdam Ladies Auxiliary Missionary Society en het kinderzendelinggenootschap. Het ‘Soendaneesje’ (een soort spaarpotje dat ‘knikt’ als je er wat ingooit en werd gebruikt bij collectes) was zeer populair en heeft er waarschijnlijk mede voor gezorgd dat Rotterdamse leden van het Nederlandse Zendelinggenootschap gedurende meerdere jaren het meeste geld van alle afdelingen ophaalden. Ook de eerste Rotterdamse missieweek en de oorsprong van de hulporganisatie Memisa passeren in dit hoofdstuk de revue.
 

Collecties en tentoonstellingen
In het hoofdstuk over museale collecties met een koloniale oorsprong schetsen Alexandra van Dongen en Liane van der Linden de geschiedenis van het verzamelen en tentoonstellen van koloniale collecties in Rotterdam en de veranderende kijk daarop door de tijd heen. Hun startpunt is een gereformeerd missionair op Sumba in het midden van de negentiende eeuw. Via de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling van 1883, en de Rotterdamse Diergaarde, waar je ook kon kennismaken met inheemse volken en culturen, komen ze uiteindelijk uit bij de tentoonstelling Reispaleis (1994) in het museum voor Volkenkunde. Vooral aan die laatste heb ik als kind zeer goede herinneringen; zowel met mijn ouders als met school heb ik de tentoonstelling bezocht waar je als kind kon ‘reizen’ vanuit een Rotterdamse plein naar verschillende kamers, waar de  herkomstculturen van de pleinbewoners werden verbeeld: o.a. Suriname, Turkije, Marokko maar ook Friesland en Brabant. De veranderende benadering van het museum (dat sinds 2000 ‘Wereldmuseum’ heet) met betrekking tot de koloniale erfenis wordt vervolgens treffend beschreven aan de hand van de baanbrekende tentoonstelling De erfenis van slavernij (2003), waar de Nederlandse slavernijgeschiedenis voor het eerst nadrukkelijk wordt gepresenteerd als een gezamenlijke geschiedenis.


 Migranten, kumpulans en de kapsalon
In het voorlaatste hoofdstuk van Esther Captain komt vervolgens aan bod hoe Rotterdam een superdiverse stad werd, van de komst van koloniale en postkoloniale migranten tot het relatief onbekende Indische* en Antilliaanse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Indorock en The Walk, een wandeling van 14 kilometer tussen Rotterdam en Krimpen a/d IJssel, die in 2015 voor het eerst werd georganiseerd om aandacht en erkenning van het Molukse verhaal te genereren.
In het slothoofdstuk proberen de auteurs al die historische lijnen uit het boek samen te laten komen in een uiteenzetting over hoe Rotterdam als hedendaagse, postkoloniale en superdiverse stad is te kenschetsen. Dat hoofdstuk is zeer knap opgezet, zeker omdat de stad zo in ontwikkeling is, waardoor het moeilijk is een voorlopige beschrijving van de stand van zaken te geven zonder in vage bewoordingen te blijven steken. Hier is zowel plaats voor het ontstaan van kumpulans (ontmoetingsplaatsen waar Indische senioren samen eten, dansen en herinneringen aan vroeger ophalen) en een Rotterdamse, kleinschaliger versie van de Haagse Pasar Malam Besar als het  roemruchte zomercarnaval dat tegenwoordig prominent op de Rotterdamse festivalkalender staat en door elke Rotterdammer lijkt te zijn toegeëigend.
De kapsalon, ten slotte, is wat mij betreft de ideale uitsmijter. Het wordt gepresenteerd als een weerspiegeling van de mix van culturen waaruit Rotterdam bestaat. Dit kan bij de lezer wellicht eerst voor glimlachende vraagtekens zorgen, maar juist het fanatisme waarmee de Rotterdamse uitvinders (Derwis Bengu en Nataniël Gomes, hierboven) hun culinaire vondst in 2011 verdedigden tegen Amsterdamse kapers op de kust, laat zien hoe de snack in korte tijd al een typisch Rotterdams icoon wist te worden.
Al met al is het een zeer lezenswaardig en boeiend boek met een grote informatiedichtheid die desalniettemin niet te ‘zwaar’ wordt. Elk hoofdstuk is op zichzelf te lezen en geeft genoeg stof tot nadenken over zowel historische als hedendaagse ontmoetingen in de stad.
 
 Gert Oostindie (red.), Het koloniale verleden van Rotterdam (Boom, 2020)
*Over het verzet van mensen uit Indië tijdens WO II in Nederland is gelukkig inmiddels heel wat bekend, vooral sinds het verschijnen van Herman Keppy's boek Zijn jullie kerels of lafaards? De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi's, 1940-1945 (2019, uitgeverij West). Daaruit is ook voor het hier genoemde hoofdstuk geput.

 
Share our website