Hoe steekt het Nederlands koninkrijk in elkaar?

door Kees Broere

Kijk naar uw paspoort. Of ga in het buitenland naar uw ambassade. Ziet u daar ‘Nederland’ staan? Nee. U leest ‘Koninkrijk der Nederlanden’. Want dat is de officiële naam voor het lage land aan de Noordzee – met daarbij nóg drie andere landen, die allemaal eilanden zijn, en die in de Cariben liggen.

Na de onafhankelijkheid van Indonesië (1945/1949) en Suriname (1975) bestond het koninkrijk uit het Europese Nederland en de zogeheten Nederlandse Antillen, gevormd door drie Bovenwindse en drie Benedenwindse eilanden. Het Benedenwindse Aruba zette zich begin jaren tachtig van de vorige eeuw politiek krachtig in voor een autonome ‘status aparte’, die het in 1986 verwierf.
Daarmee bestonden de Nederlandse Antillen nog uit vijf eilanden. Bonaire en Curaçao (Benedenwinds, dus in de buurt van Venezuela) en Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius (Bovenwinds, zo’n 800 kilometer verderop). Elk eiland had een eigen ‘bestuurscollege’; de centrale Antilliaanse regering was gevestigd op Curaçao.
Na jaren van moeizame onderhandelingen en diverse referenda kreeg het koninkrijk op 10 oktober 2010 (‘10-10-10’) zijn vooralsnog laatste structuur. Curaçao en Sint Maarten kozen ervoor, net als Aruba, om autonome landen (‘de CAS’) binnen het koninkrijk te worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba (‘de BES’) gingen verder als Openbare Lichamen, beter bekend als ‘bijzondere Nederlandse gemeenten’.
In theorie is ‘Europees Nederland’ slechts een van de vier autonome landen binnen het koninkrijk. In praktijk is het vroegere koloniale ‘moederland’ al bijna vier eeuwen veruit het machtigste. Dat blijkt onder meer in de zogeheten Rijksministerraad, waarin alle Nederlandse bewindslieden zitting hebben, terwijl de andere drie autonome landen (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) ieder slechts met één gevolmachtigd minister vertegenwoordigd zijn.
Voor de drie autonome Caribische eilanden geldt dat zij bijna volledig zelf verantwoordelijk zijn voor het opstellen en handhaven van hun wetten en voor hun bestuur. Alleen op het gebied van Buitenlandse Zaken en Defensie (denk bijvoorbeeld aan de Kustwacht) spreekt het koninkrijk met Europees-Nederlandse mond.
Daarnaast heeft Nederland, zij het officieel via de Rijksministerraad (de ‘RMR’, waarin het dus altijd de sterkste stem heeft), de plicht om toe te zien op ‘goed bestuur’, de democratische rechtsorde, en een verantwoord financieel beheer, ook op de Caribische eilanden. Daarom ook dat, via de RMR, Nederland zogeheten aanwijzingen kan geven aan de andere drie landen, waarmee zij bijvoorbeeld de verplichting hebben hun begrotingen sluitend op orde te krijgen, iets dat lang niet altijd het geval is.
In de drie ‘bijzondere gemeenten’ (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) geldt in principe de gehele wetgeving die ook in Europees Nederland van kracht is, dus ook op het gebied van abortus, euthanasie en het homohuwelijk. Typisch genoeg, en tot groot ongenoegen van deze drie eilanden (ook wel ‘Caribisch Nederland’ geheten), bestaan er wel uitzonderingen, bijvoorbeeld als het gaat om het sociaal minimum. Dan geldt dat
Caribische Nederlanders op minder bijstand kunnen rekenen, terwijl voor hen, levend op eilanden waar vrijwel alles van buitenaf dient te worden ingevoerd, de kosten van het levensonderhoud juist bijna twee keer hoger zijn dan in Europees Nederland.

‘Eén koninkrijk, vier landen’ luidt de slogan. Met dus ook één paspoort. In Europees Nederland leven naar schatting zo’n 170 duizend mensen die zelf, of wier ouders, uit de vroegere Antillen afkomstig zijn (‘het zevende eiland’). Op de in totaal zes Caribische eilanden binnen het koninkrijk wonen ongeveer 335 duizend mensen: ruim 100 duizend op Aruba; ruim 150 duizend op Curaçao; naar schatting 60 duizend op Sint Maarten (dat op het eiland een grens heeft met het Franse St. Martin); circa 20 duizend op Bonaire; bijna tweeduizend op Saba; en ruim drieduizend op Sint Eustatius.
 
Share our website