Molukse zaken: 'Sayang é', hoe jammer


door Herman Keppy

In augustus van dit jaar is de journaliste Tessel Pollmann overleden. In 1979 schreef zij samen met Molukse welzijnswerker Juan Seleky het boek Istori-istori Maluku. Met de Molukse acties nog vers in het geheugen, bestond er onder Nederlanders een grote interesse in wat er schuilde achter de geweldsexplosie en wie die ‘Zuidmolukkers’ waren, zoals zij toen werden genoemd. Het was een van de eerste boeken over Molukkers in Nederland, waarin zij zelf aan het woord kwamen.
Sindsdien zijn er vele publicaties gevolgd waarin zij worden geciteerd, of die zijn geschreven door Molukkers zelf. Het is daarom onnodig om op de backcover van Sayang é. Zeventig jaar Molukkers in Nederland en op Maluku, dat een maand na Pollmans overlijden verscheen, te melden dat Molukkers ‘zelf aan het woord komen’. Dat is allang niet meer bijzonder. Wel bijzonder is dat journaliste Sylvia Pessireron 43 jaar na Istori- istori Maluku opnieuw wil vertellen over Molukkers en, zoals ook op de cover staat, hun ‘pijnlijke geschiedenis’.
Misschien is dat nodig, omdat die geschiedenis er maar niet in wil bij de gemiddelde Nederlander. Immers, onlangs spraken leden van het kabinet onder leiding van premier Rutte met personen uit de Molukse gemeenschap in het Catshuis om inzicht te krijgen in wat er leeft in de gemeenschap en wat de knelpunten zijn.
Of is dit nieuwe boek dat de ‘pijnlijke geschiedenis’ nog eens herhaalt, op te vatten als markering van het feit dat het maar niet opschiet met het verwerken van die geschiedenis door de Molukse gemeenschap zelf?


Voorgeschiedenis
U ziet, ik probeer te begrijpen waarom dit boek is geschreven, ik ben er nog niet uit. Wat niet helpt, is dat Sayang é een inleiding ontbeert. Het begint plompverloren met hoofdstuk 1 en een interview met historicus Ron Habiboe, die, om echt bij het begin te beginnen, vertelt: ‘Seram is onze bakermat, daar woonden de Alfoeren, de oorspronkelijke bewoners van Maluku.’ Of hij het echt zo heeft gezegd is een tweede, want hij zal beamen dat er veel valt af te dingen op dit citaat. De mensen van Tanimbar, Aru en de Kei-eilanden (zuidelijke Molukken) bijvoorbeeld zullen niet beweren van Seram te stammen, en al decennia is bekend dat de Molukken niet alleen door Alfoeren, maar door meerdere volkeren en stammen werden en worden bewoond.
De eerste vijf van de elf hoofdstukken gaan, opmerkelijk, over de tijd van vóór de in de ondertitel genoemde zeventig jaar. Hoofdstuk 2 handelt over de VOC-periode, met tussendoor één paragraaf in het nu. Daarin komt Sam Pormes aan het woord. Pormes is een omstreden persoon binnen de gemeenschap. Hij was onder meer voormalig GroenLinkssenator, werd geroyeerd door zijn partij en toen toch weer schoorvoetend in genade aangenomen. Dat wordt niet benoemd. Pormes is tegenwoordig voorzitter van een ngo die op Ambon werkt. Hij mag uitweiden over hoe zijn organisatie de boeren hoopt te organiseren. Maar met welke autoriteit spreekt deze man? Naar de grootte van de ngo, het budget en het werkelijk bereik mogen we gissen, er wordt niet naar gevraagd.


Niet doorvragen
Het is een algemeen manco in Sayang é, dat in dezen doet denken aan het veelgeprezen en -gekochte boekje De Molukkers. Een vergeten geschiedenis van de eveneens veelgeprezen Coen Verbraak. Behalve dat in die vorig jaar verschenen publicatie ook Molukkers ‘zelf aan het woord komen’, mogen zij ook hierin van alles beweren. Verbraak mist de kennis en de urgentie om door te vragen, om kritiek te leveren.
Pessireron lijkt het niet te wíllen. Dat er binnen de Molukse gemeenschap grote fouten zijn gemaakt, wordt nergens in het boek genoemd. Het is te makkelijk en niet eerlijk om alles op het conto van Nederland en Indonesië te schuiven. Tegelijkertijd begrijpt de lezer tussen de regels door, dat er een hoop onderling niet botert tussen de Molukkers in Nederland. Maar echt benoemd wordt het nauwelijks.
In hoofdstuk 3 van Sayang é komt de ellende van WO II en de Bersiap aan de orde middels ooggetuigenverhalen en die zijn lezenswaardig. Opvallend hier is het ontbreken van de andere kant van de medaille. Waar Tessel Pollman in 1979 nog ‘de beul van Java’ aan het woord laat, vermijdt Pessireron het feit dat er Molukse soldaten zijn geweest die in de Bersiapperiode en daarna meedogenloos hard hebben opgetreden.
In hoofdstuk 4 van Sayang é volgt het verhaal van de Zuidmolukse Republiek (RMS). De met dat ideaal sympathiserende Pessireron zet die geschiedenis naar haar hand. ‘Sukarno was geen voorstander van een federatie, hij wilde aan het hoofd van een eenheidsstaat staan. Direct na de soevereiniteitsoverdracht (27 december 1949) begon zijn leger, de TNI, met de liquidatie van de deelstaten. In korte tijd werden zes van de deelstaten ingelijfd bij zijn Republik Indonesia.’ Die bewering klopt niet, het waren de besturen van de deelstaten – haastig door de Nederlanders bedacht en ingesteld – die zo snel mogelijk tot de Indonesische Republiek wilden behoren.
Dan schrijft Pessireron over de latere president van de RMS: ‘Soumokil was een federalist.’ Dat klopt, maar ze voegt er niet aan toe: ‘Geen wonder, hij bezat de Nederlandse nationaliteit, en wilde de band met Nederland behouden.’ Ze weet dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, want ze vermeldt het later. De eerder in het boek geïnterviewde Sam Pormes had hier op zijn minst een ander licht op kunnen werpen. Hij heeft meerdere keren geuit dat de RMS ‘een Nederlands maaksel’ was.


KNIL & TNI
En wat te denken van volgende passage over de overgang van de Indonesische KNIL-militairen naar de TNI? ‘Een groep KNIL-officieren stapte al snel over, maar de meeste manschappen waren terughoudend. Het vooruitzicht dat zij met TNI-soldaten moesten samenwerken stond hun tegen. Nog niet zo lang geleden hadden de twee legers immers elkaar op leven en dood bestreden. Daarbij kwam dat de KNIL-lers voorstander waren van de federale staat terwijl de TNI Sukarno's sterke arm was bij de verwezenlijking van de eenheidsstaat.’
Dat is kul. Het overgrote gedeelte van de Indonesische KNIL-soldaten (dat waren vooral Javanen, trouwens), is, voor zover zij niet met pensioen gingen, overgegaan naar de Indonesische strijdkrachten, ook naar schatting tweeduizend Molukkers. Alle Molukse officieren zijn overgestapt. Zij vonden onder hun manschappen voormalige KNIL-soldaten die eerst hadden gevochten tegen Soekarno (zo spelde hijzelf zijn naam, met ‘o’ en ‘e’), maar nu voor de eenheidsstaat wilden strijden. De Molukse officieren troffen er ook voormalige KNIL-collega's die, in tegenstelling tot wat Pessireron, schrijft wel degelijk pro-Soekarno waren, zoals de Menadonees Alex Kawilarang. Hij was degene die, met een groot aantal Molukse soldaten van Java in zijn gelederen, in 1950 optrok naar Ambon om de RMS neer te slaan, met succes uiteindelijk.
Dat laatste feit noemt Pessireron wel. Al zou een aantal van de Molukkers in Indonesische dienst hebben gemuit toen zij naar Ambon moesten. Volgens de schrijfster dan, de bron van die bewering ontbreekt. Ze noemt zelden bronnen en slechts acht ‘Geraadpleegde bronnen’ staan in het nawerk vermeld. Één daarvan is een propagandafolder van het Bureau Zuid-Molukken uit de jaren vijftig, een andere bron is het gehele Nationaal Archief. Tja, dat schiet niet op.


De afgelopen zeventig jaar
Pas in de tweede helft van Sayang é belanden we in de laatste zeventig jaar en volgt het uitgekauwde verhaal van de ongewilde komst van de groep naar Nederland – zonder de kritische nieuwe inzichten over het eigen handelen, zoals beschreven in het vorig jaar verschenen Ombak Maluku van Nanneke Wigard en Jim Worung –, de slechte opvang en behandeling, en passeren ook de gewelddadige acties van de jaren zeventig de revue. Als tegenwicht aan al die droefheid dient hoofdstuk 10, ‘Spraakmakende initiatieven’. Onder die initiatieven: de succesvolle popgroep Massada, de geslaagde aanpak van de drugsproblematiek onder Molukkers in Amsterdam door volksgenoten van project Meneti (niet Meniti, zoals Pessireron schrijft), en de Moluccan Moods-muziekavonden in het hoofdstedelijke Paradiso. Inmiddels stokoude initiatieven, want ontstaan in de jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw.
In het laatste hoofdstuk komt de ‘Kerusuhan’ kort aan bod, de verschrikkelijke burgeroorlog die in 1999 op de Molukken losbarstte, en het boek eindigt met twee pagina's over de ruzie rond het initiatief van een Molukse groep om na zeventig jaar stil te staan bij de aankomst van de groep militairen en hun gezinnen begin jaren vijftig. Een grootse herdenking in de haven van Rotterdam stond vorig jaar gepland, maar daartegen kwamen hevige protesten van andere Molukkers die zich verenigden in een anti-groep. Met als gevolg dat die herdenking werd uitgesteld, afgesteld misschien.
Sylvia Pessireron staat aan de kant van de tegenstanders, zoveel is duidelijk. Vreemd daarom dat haar boek begint met de historicus die betrokken is of was bij de organisatie van het evenement.
Sayang é toont met deze eindklapper onverbloemd de verdeeldheid binnen de Molukse gemeenschap. Daarnaast geeft het boek in het algemeen een goed beeld van hoe een deel van die gemeenschap nog immer het onafhankelijkheidsideaal en het slachtofferschap koestert. Maar Sayang é is zeker niet hét Molukse verhaal. Gelukkig zijn er, om een completer beeld te krijgen, andere boeken waarin de Molukse stem is te horen, zoals De pijn van een Molukker (1981) van Daan Halatu en Elly Pessireron (what's in a name?), die een afwijkende mening etaleren over de RMS, Het mystieke driestromengebied van de Tala, Eti en Sapalewa (2016) door voormalig Wassenaar-actievoerder Tete Siahaya, die wel kritiek op zijn gemeenschap en haar leiders durft te uiten, en natuurlijk Istori-istori Maluku van Tessel Pollman en Juan Seleky, die de veelzijdigheid van de Molukse gemeenschap en haar geschiedenis belichten.


Rest nog de uitleg van de titel. Sayang é is ontleend aan de tophit van Massada, het wordt op de achterkant vertaald als zowel ‘ach mijn liefje’ als ‘och arme’. Het kan nog iets betekenen, en ik schrijf het op omdat ik Sylvia Pessireron ken als een intelligente, moderne vrouw, maar niet begrijp dat ze anno 2022 zo'n boek kan schrijven: ‘hoe jammer’.


Sylvia Pessireron, Sayang é. Zeventig jaar Molukkers in Nederland en op Maluku, Walburg Pers, 2022




 
Share our website