Op bezoek bij 'Ons land'

door Linde Lammers en Melle van Maanen

Het is een zonnige dag in maart als we uitstappen bij de tramhalte op de Javastraat in Den Haag. Op de her en der uithangende geel-blauwe Oekraïense vlaggen na, lijkt het even alsof we hier de negentiende eeuw binnenstappen. De statige gebouwen en villa’s om ons heen, de smalle klinkers op straat en zelfs de trams lijken niet uit onze tijd te komen.
Een paar passen verder vinden we Museum Sophiahof — van Indië tot nu: het museum waarvoor we zijn gekomen. De witte villa die voor ons opdoemt, is het onderkomen van het Indisch Herinneringscentrum en Stichting Moluks Historisch Museum. Maar ook de organisaties Pelita, Nationale Herdenking 15 augustus 1945 en Indisch Platform zijn er ondergebracht. De villa is een toepasselijk onderkomen voor het museum. Na wat archiefonderzoek bleek waarom.
Koning Willem III verkocht het park waar de villa staat aan Guillaume Louis Baud, toen oud-Minister van Koloniën. Baud kwam uit een Indische regentenfamilie en was getrouwd met Wilhelmina Couperus, de tante van Louis Couperus, auteur van onder meer de klassieke Indische roman De stille kracht. In de jaren direct na de Java-oorlog (1825-1830), Baud was toen KNIL-kapitein in Kadu, pleegde een Javaanse verzetsstrijder een aanslag op hem met een klewang. Een verticaal litteken op Bauds gezicht, het resultaat van de houw, vormde een blijvend spoor van de aanval van de strijder: Djåjå Sindergå. Deze aanslag op de vertegenwoordiger van de koloniale macht werd spoedig vergolden door Sindergå te onthoofden. Zijn schedel werd ‘als blijk van trouw’ aan Baud geschonken door het lokale Javaanse gezag. Baud bewaarde dit ‘geschenk’ zijn verdere leven. Het leverde het museum al in 2017, toen de locatie bekend werd gemaakt, de bijnaam rumah setan (huis waar een kwade geest woont, vervloekt huis) op. Als vestiging van een museum gewijd aan Indië, draagt Bauds villa dus in een notendop de koloniale én antikoloniale geschiedenis met zich mee.


Vaste tentoonstelling
Over de doorwerking van deze geschiedenis gaat de nieuwe vaste tentoonstelling in Museum Sophiahof, Ons land – Dekolonisatie, verhalen, generaties. In het Nederland van nu zijn ‘circa twee miljoen mensen met een bijzondere band met het voormalige Nederlands-Indië’, aldus de introductietekst die we vinden in de hal voor de expositie. Tussen 1945 en 1969 kwamen zo’n 300.000 mensen uit de voormalige kolonie — al dan niet gedwongen — over naar Nederland. De tekst in een van de zalen vat mooi samen hoe verschillend het karakter was dat dit vertrek kon dragen: ‘Afhankelijk van hun persoonlijke omstandigheden is de overtocht een evacuatie, repatriëring, gedwongen vertrek, migratie of vlucht.’ De ruggengraat van de expositie wordt gevormd door acht families* wier levens verbonden zijn aan deze post-koloniale migratiegolven. In Ons land maken we kennis met hun verhalen en perspectieven en lopen we steeds verder terug in de tijd langs hun levens en die van hun voorouders in de voormalige kolonie.


In de eerste zaal komen we een ruimte binnen gevuld met spiegels en beeldschermen. De beelden van de stotterende excuses van de koning in 2020 voor de ‘excessive violence on the part of the Dutch’ tijdens de Indonesisch onafhankelijkheidsoorlog lopen over in de energieke riffs van een Indo-rockband. Indië leeft, lijkt deze zaal getiteld ‘Caleidoscopisch Nederland’ te willen suggereren.


De volgende ruimte is qua vormgeving al net zo doordacht. In het midden staat een installatie, samengesteld uit verschillende soorten woningen, die elk een type ‘tijdelijk’ of definitief verblijf voorstellen. Vooral de herkenbare en armetierige barakken waarin Molukse gezinnen vlak na hun aankomst uit Indonesië werden gehuisvest, zijn treffend in deze compositie van ‘repatrianten’-woningen. Achter de raamkozijnen zijn videofragmenten te zien. Als bezoeker krijg je daarmee letterlijk een ‘kijkje achter de voordeur’ en luister je naar verhalen die eerder vooral in eigen kring, binnenskamers, werden gedeeld. Hoe speelt Indië/Indonesië nog een rol in hun levens? Met de acht families is een meerstemmige opzet gekozen, waarbij ook relatief onbekende perspectieven aan bod komen zoals dat van een islamitisch Moluks gezin. Jammer is dat je als bezoeker niet zelf de controle hebt over de video’s: je kunt deze niet zelf starten, waardoor je vaak midden in het verhaal valt en de nodige context mist. Vanwege de lengte van de video’s ben je niet snel geneigd om alle fragmenten in z’n geheel af te luisteren.

De media die in de tentoonstelling zijn gebruikt, de audiotour, video-installaties, projecties en de achtergrondgeluiden in de zalen – zoals een gure wind bij aankomst in Nederland of de golfslag in de zaal getiteld ‘De overtocht’ – maken van de expositie een audiovisuele beleving. Een nadeel daarvan is dat deze sfeervolle geluiden en de audioverhalen met elkaar gaan concurreren om aandacht. Omdat de expositie is opgebouwd uit audio en video’s krijg je als bezoeker bovendien weinig ruimte om je eigen tempo te volgen en na te denken over wat je ziet en hoort. Het beluisteren van iemands stem en verhaal maakt je een betrokken bezoeker, maar vergt ook veel concentratie. Een presentatie met kortere fragmenten en meer objecten zou voor meer balans hebben gezorgd. De objecten die wel gepresenteerd worden, fungeren in de expositie nu veelal als illustraties, maar vertellen niet zelf echt een verhaal. Hierdoor blijven het enigszins zwijgzame voorwerpen achter glas. In de zaal ‘De overtocht’ waar, naast objecten die in de audio worden besproken, tegelijkertijd archiefbeelden worden geprojecteerd, is het bijvoorbeeld ook moeilijk te achterhalen waar je nou precies naar kijkt.

Persoonlijke verhalen
Ons land stelt duidelijk het perspectief van post-koloniale migranten en ‘repatrianten’ centraal. Het vertellen van de geschiedenis aan de hand van persoonlijke verhalen zien we de laatste tijd vaker in musea. Zo staan ook bij Revolusi! Indonesië onafhankelijk in het Rijksmuseum personen centraal. Persoonlijke verhalen in de vorm van interviews kunnen kleur geven aan de geschiedschrijving, zijn in staat empathie op te wekken bij de bezoeker, en laten zien dat het verleden nooit helemaal verleden tijd is.  Het is echter wel de vraag of persoonlijke verhalen ook in staat zijn het overkoepelende verhaal van de geschiedenis te dragen. Ook bij Ons land kun je je dit afvragen. Niet alle verhalen in de expositie lijken de persoonlijke familiegeschiedenissen te overstijgen. Een belangrijke uitzondering hierop vormt het verhaal van de familie Jouwe, wier geschiedenis sterk verbonden is met het heden en verleden van het onafhankelijkheidsstreven van West-Papua. Bij andere families is weliswaar de migratiepijn sterk invoelbaar, maar ontbreekt er context om het verleden waaruit die migratie geboren werd voldoende te begrijpen.
Het is dan ook jammer dat de acht families die we in de tentoonstelling volgen niet kort worden geïntroduceerd. Sowieso wordt er door de expositie weinig context geboden, waardoor het begrijpen van de verschillende perspectieven soms lastig is. Voor iemand die nog weinig afweet van deze geschiedenis, ontbreekt de grotere historische lijn waarin het persoonlijke verhaal geplaatst en begrepen dient te worden. Op twee plekken biedt Ons land gelukkig wel die grotere lijn. De infographics in zaal twee en het beeldscherm aan het eind van de derde zaal bieden de ruimte om zelf de omvang en oorzaken van de post-koloniale migratie te ontdekken. Daarnaast vinden we in het begeleidende tekstboekje een uitgebreide tijdlijn, die enig houvast geeft. Deze tijdlijn staat echter los van de tentoonstelling. Wat er in de tentoonstelling te zien en te horen is, wordt niet direct verbonden aan de historische gebeurtenissen in het boekje.


Doorwerking
Ons land gaat over ‘de Nederlandse koloniale geschiedenis in de Oost en hoe die nog altijd doorwerkt’, aldus de introductietekst. Als de insteek was om een tentoonstelling te maken waarin mensen uit de eigen gemeenschap zich kunnen herkennen, is de expositie daarin goed geslaagd. Was de inzet echter om juist onder buitenstaanders begrip te creëren voor deze post-koloniale gemeenschappen en hun geschiedenis, dan mist er voor ons nog een overkoepelend verhaal. Meer duiding in de achtergronden van deze families was behulpzaam geweest om de koloniale samenleving — en hun posities ná de onafhankelijkheid — beter te begrijpen. De hiërarchie op basis van etniciteit en klasse, zoals die gehanteerd werd binnen het koloniale systeem, bepaalde hun levens verregaand, zoals de tekst in de voorlaatste zaal met de door wayang kulit geïnspireerde installatie ook vertelt. Uit de persoonlijke verhalen alleen, die de introductietekst ‘voor velen herkenbaar’ noemt, wordt echter niet altijd duidelijk hoe. En op welke manier werkt dit verleden precies door in het heden? Ons land blijft zo soms wat steken, terwijl het de potentie had te tonen hoe grote historische ontwikkelingen de levens van mensen vormgeeft. Maar zoals ook Museum Sophiahof zelf erkent: het verhaal is nog niet af.
Als we weer buiten staan, worden we abrupt het heden ingetrokken. De uithangende Oekraïense vlaggen voorspellen een nieuwe migratiestroom. Hoe ontvangt Nederland de mensen deze keer?


* De volgende families staan centraal in de tentoonstelling: fam. Umarella, fam. Manuhutu, fam. Van Liefland, fam. Bernardus, fam. The, fam. Jouwe, fam. Keasberry en fam. Birney. Deze families vertegenwoordigen verschillende bevolkingsgroepen die vanuit voormalig Nederlands-Indië, of later Indonesië, naar Nederland zijn gekomen: Molukkers, totoks, Peranakan-Chinezen, West-Papoea’s en Indo-Europeanen. De tentoonstelling laat zien dat er ook binnen deze groepen verschillen zijn. Ons land laat bijvoorbeeld zien dat er religieuze verschillen waren (christelijk of islamitisch, zij het dat die tweede groep een minieme minderheid vormde), dat er voor verschillende Nederlandse of koloniale strijdkrachten gestreden werd (KNIL, Koninklijke Marine en Mariniersbrigade), of dat het om al dan niet door Europese ouders erkende kinderen gaat. Al deze onderlinge verschillen hadden ook invloed op de positie binnen de koloniale maatschappij.

Bij de foto's:
De oorspronkelijke entree van de Sophialaan 10 in Den Haag - de ingang is na de verbouwing tot museum verplaatst, foto Herman Keppy
Guillaume Louis Baud, uit het tijdschrift Eigen haard, 1891
Melle van Maanen leest een tekst in de zaal 'Caleidoscopisch Nederland', foto Linde Lammers
De zaal 'Gedwongen ontmoeting', persfoto Sophiahof
Op wayang kulit geënte projectie: de Hollandse vlag is verscheurd, foto Linde Lammers

 
Share our website