Vergiftigde levens

door Margriet van der Waal

Hoewel de Zuid-Afrikaanse schrijver Damon Galgut beweert dat de meeste Zuid-Afrikaanse verhalen inmiddels wel verteld zijn, heeft hij het met zijn meeslepende roman The Promise voor elkaar gekregen om de ‘bekende’ gegevens van de recente Zuid-Afrikaanse geschiedenis op bijzonder vernuftige wijze tot een boeiend en meeslepend familieverhaal te smeden. Tegelijkertijd biedt de roman ook een kritische blik op wat het eind van het apartheidsbewind teweeg heeft gebracht, en onderzoekt het verhaal in welke mate de belofte van een ‘nieuw’ Zuid-Afrika is waargemaakt.
De roman doet in vier hoofdstukken, losweg gestructureerd in intervallen van tien jaar, verslag van de roemloze neergang van een Afrikaner gezin, de Swartsen, dat op een boerderij ten noorden van Pretoria woont. De lezer komt het verhaal binnen als de dood van Ma Rachel wordt aangekondigd aan haar jongste dochter, Amor. Geboren als de Engels-Joodse Rachel Cohn, heeft Rachel zich destijds bekeerd tot het calvinisme van de Afrikaner kerk, de Nederduitse Gereformeerde Kerk, omwille van haar liefde voor de Afrikaner Manie Swart. Hij was destijds ‘a bit of a bad boy’ met zijn ‘toothy, insolent grin’, maar ‘lots of fun’. Als eigenaar van het reptielenpark Scaly City was er voor hem geen noodzaak de boerderij te exploiteren die hij van zijn vader geërfd had, gelegen bij de Hartebeespoortdam. Op haar sterfbed laat Rachel Manie beloven dat hij een weliswaar vervallen huis op een verwaarloosd stukje grond van hun boerderij, beter bekend als de Lombard Place, zal geven aan de Setswana-vrouw Salomé, oudgediende hulp in de huishouding van het gezin. Haar wens om Salomé, die ook al voor Manies ouders werkte, een eigen huis te geven, blijft echter gedurende de daaropvolgende dertig jaar slechts een belofte.
Na Rachels dood in 1986, sterft Manie tien jaar later, nadat een giftige slang uit zijn eigen reptielenpark hem heeft gebeten. Nog tien jater later wordt de oudste dochter Astrid tijdens een gewelddadige autokaping doodgeschoten, terwijl Anton, getraumatiseerd door de gewelddadige ervaringen die hij als dienstplichtige heeft opgelopen, en gedesillusioneerd door zijn eigen onvermogen iets van zijn leven te maken, een decennium later zelfmoord pleegt. Het enige gezinslid dat overblijft is Amor, die op zesjarige leeftijd bijna stierf nadat ze door de bliksem getroffen was. Zij is degene die uiteindelijk aan het eind van de roman, na meer dan dertig jaar uitstel, haar moeders wens ten uitvoer brengt en Manies belofte waarmaakt. Amor zorgt ervoor dat Salomé de wettige eigenaar van het huis en het stukje grond wordt, hoewel de overdracht plaatsvindt te midden van groeiende grondeisen op het terrein en het stuk land in waarde achteruitgaat. Daarnaast schenkt Amor, wier eigen leven als verpleegster van Aidspatiënten in dienst van de ander staat, ook een substantiële som geld – haar deel van een trustfonds waaruit destijds, na Manies dood, maandelijks aan de drie kinderen is uitgekeerd – aan Salomé, wier stem en verhaal overigens onderbelicht blijven in de roman, want het is ‘impossible in this country to speak for anyone except yourself and even then…’

Spel met de plaasroman
Lezers die vertrouwd zijn met Zuid-Afrikaanse literatuur zullen in The Promise zeker Galguts kritische spel herkennen met elementen van de ‘plaasroman’: het geliefde en typisch Zuid-Afrikaanse genre waarin (witte, dikwijls Afrikaner) identiteit in verhouding tot het boerenbestaan op een zogenaamde ‘plaas’ of boerenbedrijf onderzocht wordt. Aanvankelijk heeft dit genre gefunctioneerd om een literaire bijdrage te leveren aan de vorming van een Afrikaner identiteit, wat weer de voedingsbodem was voor het Afrikaner nationalisme. Later zijn Afrikaanse en Engelse schrijvers echter begonnen het genre als kritisch instrument te gebruiken (onder andere door middel van parodie) om te onderzoeken hoe Afrikaners hun identiteit verbinden met de grond van de boerderij en hun aanspraak daarop, en hoe de identiteit en ervaring van zwarte Zuid-Afrikanen op de boerderij tot uitdrukking gebracht kan worden. In vroegere plaasromans was hun aanwezigheid grotendeels onzichtbaar, hoewel het werk op de boerderijen vooral door zwarte werklieden is verricht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan romans als Toorberg van Etienne van Heerden (in het Nederlands vertaald als De betoverde berg) en Marlene van Niekerks Agaat.
Het thema van ondergang en eindigheid, dat versterkt wordt door de structurering van het verhaal rondom dood en begrafenis, biedt – aan de hand van een zeer eigenzinnige verteller, die de lezer beslist af en toe op het verkeerde been zal zetten – ook een blik op de neergang van de Afrikaner dominantie in de afgelopen dertig jaar, en op een aantal heilige koeien van het Afrikanerschap. Niet alleen de plaas, ook de kerk en het calvinisme als basis van het Afrikanerschap, de herinneringscultuur rondom de militaire dienstplicht, het gezinsleven aan de hand van patriarchale vaderfiguren en zorgzame moeders, en de culturele homogeniteit van Afrikanerschap worden door Galgut kritisch onder de loep genomen.

Drie decennia
Hoewel dit voor sommige lezers mogelijk een redelijk morbide boodschap mag wezen, toont deze negende roman van Galgut vooral zijn indrukwekkende vaardigheid om humor, ironie en cynisme toch met een glimp van hoop te combineren. De schrijver speelt met de scheidslijn tussen realisme en allegorie om sociale posities en verhoudingen weer te geven, maar laat ook hier en daar een vleug magisch realisme in de tekst doorschemeren. Het resultaat is een verhaal dat herkenbare tijdsbeelden – gezien vanuit het perspectief van een witte Afrikaner – uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis van de afgelopen dertig jaar bijna terloops presenteert en er op meesterlijke wijze in slaagt om een aantal archetypische Afrikaners op papier tot leven te wekken (let vooral op de namen van de personages!), en tegelijkertijd ook verschillende gevoelsmatige dimensies van de afgelopen dertig jaar weer te geven.
Ieder hoofdstuk is in een eigen decennium gesitueerd, en het is Galgut gelukt om voor elke periode een eigen emotionele sfeer op te roepen, onder andere door het feit dat de hoofdstukken zich niet alleen steeds in een ander decennium, maar ook in een ander seizoen afspelen. De sombere jaren ’80 onder P.W. Botha worden gevolgd door de hoopvolle jaren ’90 onder Nelson Mandela. Daarna was er het tijdperk van Thabo Mbeki, met slepende en toenemende armoede die hand in hand ging met de ontwikkeling van opwaartse sociale mobiliteit van een nieuwe, zwarte elite. En daarna de desastreuze jaren onder Jacob Zuma, die gekenmerkt zijn door de medeplichtigheid van de nieuwe politieke en economische elite aan zelfverrijking, corruptie en het naar hun hand zetten van de regels.
Aan het eind van de roman mijmert Amor dat zij, hoewel ze niet meer van haar medemensen houdt, wel ‘kindness’ voor ze voelt. Hiermee stelt Galgut de lezer voor een uitdaging: je interpretatie van de betekenis van Amors houding wordt door jouzelf bepaald. Dat is tenminste de leidraad die hij ons geeft aan de hand van het Fellini-citaat dat hij als motto voor de roman heeft gekozen: het kunstwerk functioneert als spiegel van onszelf.

Damon Galgut, The Promise, Chatto & Windus, 2021, vertaald door Rob van der Veer als De belofte, Querido, 2021

Dit stuk verscheen ook in Indies tijdschrift 2021 #2.
Share our website