Wetenschap en technologie in Zuid-Afrika

Drie eeuwen wetenschap en technologie in Zuid-Afrika

door Siegfried Huigen

Eén wetenschappelijke prestatie uit Zuid-Afrika heeft ooit het wereldnieuws gehaald. Toen Chris Barnard (1922–2001) in de nacht van 2 tot 3 december 1967 in het Groote Schuur ziekenhuis in Kaapstad de eerste succesvolle harttransplantatie had uitgevoerd, maakte dat bijna dezelfde indruk als de eerste maanlanding een jaar later. Het paste bij het optimistische gevoel dat limieten doorbroken konden worden. Wat achteraf gezien verbaast, is dat een dergelijke stunt in Zuid-Afrika was gelukt, terwijl men zoiets eerder in Amerika, Europa of Japan zou hebben verwacht. Omdat Barnards eerste patiënt een straffe roker was, heeft de man niet lang van zijn nieuwe hart kunnen genieten. Na zeventien dagen overleed hij aan een longaandoening.
Beinart en Dubow vermelden natuurlijk Barnards wapenfeit in The Scientific Imagination in South Africa. Dit boek is echter geen traditionele wetenschapsgeschiedenis, in de zin dat daarin uitsluitend belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen worden voorgesteld. Het wil vooral de maatschappelijke rol van wetenschap en technologie zichtbaar maken en hoe de politiek hierop heeft ingewerkt. Daarom is de hoofdstukindeling grotendeels gebaseerd op de gangbare periodisering van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. De auteurs schenken daarbij aandacht aan ontwikkelingen die men gewoonlijk in een economische en politieke geschiedenis zou aantreffen. Zo krijgen de struisvogelhouderij, de mijnbouw en de vuurwapentechnologie de nodige aandacht. De natuurbescherming heeft ook een plaats in het boek. Binnen dit verband wordt onder meer aandacht gegeven aan de Nederlandse dierenarts Toni Harthoorn (1923–2012), die model heeft gestaan voor de held van de Amerikaanse tv-serie Daktari die in de jaren zestig werd uitgezonden.

Tot 1910

De eerste drie hoofdstukken van The Scientific Imagination behandelen wetenschappelijke activiteiten en technologische ontwikkelingen uit de periode voordat Zuid-Afrika in 1910 een staat werd. Zo laat het eerste hoofdstuk zien hoe het achterland van de Nederlandse Kaapkolonie het jachtterrein werd van een internationaal gezelschap wetenschappelijke reizigers, die de Afrikaanse natuur in kaart probeerden te brengen. Het ‘Nederlandse’ aandeel beperkte zich tot de reizen van de in Paramaribo geboren Fransman François le Vaillant* (1753–1824) en de uit Doesburg afkomstige Nederlandse legerofficier Robert Jacob Gordon (1743–1795), van wie alleen de eerste zijn belevenissen gepubliceerd heeft. Lokaal gewortelde wetenschappelijke activiteiten konden zich pas in de negentiende eeuw ontwikkelen, toen in Kaapkolonie – die in 1806 permanent in Britse handen was overgegaan – wetenschappelijke instituties zoals een observatorium en een natuurhistorisch museum tot stand waren gebracht.


Jan Christiaan Smuts, 1919

De Unie en de apartheid
Na de Uniewording in 1910 kregen wetenschap en techniek in toenemende mate steun van de overheid, waarbij de staatsman Jan Smuts (1870–1950) tot na de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol heeft gespeeld. Smuts was van huis uit jurist en een succesvol generaal; hij had tijdens de Angloboerenoorlog (1899–1902) aan de kant van de Boeren gevochten. Na de capitulatie stelde hij zich pragmatisch op en was hij een pleitbezorger van toenadering tussen Boer en Brit. Tweemaal was hij minister-president van de Unie, de laatste keer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Smuts was binnen de toenmalige Zuid-Afrikaanse verhoudingen een voorstander van een gematigde vorm van segregatiepolitiek, maar ook een gerenommeerd plantkundige en wetenschapsfilosoof. Hij is onder meer de uitvinder van het ‘holisme’, de theorie dat delen van een geheel in hun onderlinge samenhang begrepen moeten worden, wat hij in 1928 heeft uiteengezet in Holism and Evolution. Zowel op politiek als wetenschappelijk gebied was Smuts een pleitbezorger van ‘South Africanism’ en een ‘Commonwealth of Knowledge’, waarbij naar een eigen Zuid-Afrikaanse bijdrage op wetenschappelijk gebied gestreefd moest worden in samenwerking met andere delen van het Britse imperium.

Na de verkiezingsoverwinning van de Nasionale Party in 1948 en het einde van Smuts’ politieke loopbaan veranderde het wetenschapsbeleid. De al bestaande segregatiewetgeving werd nog strenger en tegelijk moesten wetenschap en technologie helpen om het Zuid-Afrika van de apartheid weerbaar en onafhankelijk te maken van de buitenwereld. Juist in deze periode werd wetenschap politiek geoperationaliseerd. Twee belangrijke technologische projecten waren de bouw van productiefaciliteiten voor olie uit steenkool (de SASOL-fabriek), om Zuid-Afrika zoveel mogelijk onafhankelijk te maken van olie-import, en de ontwikkeling van de kernfysica. In de jaren 1980 heeft dat laatste de productie van atoombommen mogelijk gemaakt, op een moment dat het apartheidsbewind zich toenemend bedreigd voelde. De bommen werden gedemonteerd voordat  het ANC in 1994 de macht overnam, waarmee Zuid-Afrika ook het eerste land werd dat nucleair ontwapende. Anderzijds bleef onafhankelijk onderzoek tijdens de apartheidsperiode mogelijk. Marxistisch geïnspireerde historici probeerden bijvoorbeeld aan te tonen dat de segregatiepolitiek rond 1900 was ingesteld om goedkope arbeid voor de mijnbouwondernemingen te verzekeren.
Nooit eerder of later werd er in Zuid-Afrika zoveel in wetenschap geïnvesteerd als tijdens de hoogtijdagen van apartheid, toen het Zuid-Afrika economisch voor de wind ging. Beinart en Dubow besteden ook de nodige aandacht aan deze ontwikkelingen, maar gaan te snel voorbij aan de Zuid-Afrikaanse prestaties op het gebied van orgaantransplantatie. Naast harttransplantaties waren het in de jaren zeventig ook niertransplantaties waarmee grote successen geboekt werden. Door de terloopse behandeling van orgaantransplantatie wordt in het boek niet ingegaan op de interessante vraag hoe het mogelijk was dat dit soort geavanceerde medische ingrepen voor het eerst in een relatief geïsoleerd land als Zuid-Afrika konden worden uitgevoerd en niet in Amerika, Europa of Japan.


Het Groote Schuur Hospitaal in Kaapstad, waar in 1967 's werelds eerste harttransplantatie werd uitgevoerd

De ANC-periode
Het laatste hoofdstuk besteedt met name aandacht aan het wetenschapsbeleid van het ANC, waarbij de opvolger van Nelson Mandela, Thabo Mbeki (president van 1999 tot 2008), min of meer als evenbeeld van Jan Smuts wordt voorgesteld. Dit overtuigt niet helemaal. Weliswaar had Mbeki ook uitgesproken opvattingen over wetenschapsbeleid, dat ervoor moest zorgen dat Zuid-Afrika en het Afrikaanse continent in de vaart der volkeren zouden worden opgestoten (de ‘African Renaissance’), maar anders dan Smuts was hij zelf geen wetenschapper en was zijn bemoeienis bij de aids-bestrijding juist gemotiveerd door samenzweringstheorieën en postkoloniaal ressentiment. Hij probeerde tijdens zijn ambtstermijn te verhinderen dat patiënten hiv-remmers zouden krijgen. De medicatie zou volgens hem de gezondheid schaden en westerse farmaceutische bedrijven (koloniale instituties in zijn ogen) de gelegenheid geven zich ten koste van arme zwarte mensen te verrijken. Zijn minister van volksgezondheid beval de consumptie van knoflook en rode bieten aan om het immuunsysteem van hiv-patiënten te versterken. Het inzicht dat aids zich onder meer verspreidde door promiscue gedrag van zwarte mannen was volgens hem bovendien gebaseerd op een racistisch vooroordeel. Doordat hij verwarring zaaide over de oorzaken van aids en de verspreiding van hiv-remmers vertraagde, stierven minstens 300.000 mensen die anders wellicht overleefd zouden hebben. Mbeki is voor dit wanbeleid nooit vervolgd.

Local knowledge
The Scientific Imagination in South Africa is vooral een boek over wat blanken in het gesegregeerde Zuid-Afrika op het terrein van wetenschap en technologie gepresteerd hebben. Niettemin doen de auteurs hun best aandacht te vragen voor ‘local knowledge’ (ook wel ‘indigenous knowledge’ genoemd). Achttiende-eeuwse wetenschappelijke reizigers tekenden bijvoorbeeld graag aan wat de lokale bevolking van planten en dieren wist. ‘Local knowledge’ krijgt vooral in het laatste hoofdstuk de nodige aandacht. In het ‘nieuwe Zuid-Afrika’ van na 1994 wordt het onderzoek naar ‘indigenous knowledge systems’ namelijk sterk bevorderd als correctief voor de als eenzijdig ervaren aandacht voor westerse wetenschap. Men hoopte dat dit onder meer bruikbare medicijnen zou opleveren, maar vaak bleken de commercieel beschikbare middelen ook de gewenste effecten te hebben.


The Scientific Imagination in South Africa vult een belangrijke leemte in het beeld van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, waar de rol van kennis en technologie altijd onderbelicht is gebleven. Op een wereldhistorisch niveau laat het boek zien hoe westerse wetenschap in een koloniale en postkoloniale setting gefunctioneerd heeft.
               
William Beinart & Saul Dubow, The Scientific Imagination in South Africa. 1700 to the Present. Cambridge University Press, 202
*Lees over Le Vaillant ook Huigens artikel 'De bekendste Surinaamse schrijver' in Indies tijdschrift 2020 #2.

 
Share our website