Wij tegen zij in Indië

Wij tegen zij in Indië
door Esther Wils, uitsluitend online gepubliceerd


Acteur en fotograaf Thom Hoffman (Wassenaar, 1957) begon in augustus 2015 als ‘cultural professor’ aan de TU Delft; met zijn studenten deed hij onderzoek naar de zwarte zijden van de koloniale geschiedenis, met de bedoeling een nationale beeldbank op te richten voor de fotografie van Nederlands-Indië. Najaar 2019 presenteert hij een fotoboek en een tentoonstelling, voorjaar 2020 een persoonlijk relaas van zijn omslag: van betovering naar desillusie.

Vooropgesteld: Thom Hoffman kan kijken en heeft indrukwekkende foto’s geselecteerd voor zijn boek Een verborgen geschiedenis. Anders kijken naar Indië. En het initiatief om de fotocollecties van verschillende instituten eenvoudiger vindbaar te maken is niet overbodig. Er is al heel veel gedigitaliseerd, en veel instellingen hebben eigen, verfijnde online zoekmogelijkheden; dat geldt bijvoorbeeld voor het NIOD, het NIMH, het Nationaal Archief en het Tropeninstituut, maar de website van Museum Bronbeek is moeilijk te hanteren en de belangrijke collectie van het KITLV is een stuk minder makkelijk bereikbaar geworden sinds die bij de UB Leiden is ondergebracht.
 
Anders?
Toch irriteert het project, en dat komt simpelweg door de claim dat er een verborgen geschiedenis wordt onthuld, dat er foto’s ontdekt worden en dat er nooit op deze manier naar de koloniale tijd is gekeken. Daar is geen sprake van: het boek – en in zijn verlengde ook de tentoonstelling – biedt geen nieuwe informatie. Wel een oppervlakkig en eenzijdig beeld. Hoffman houdt zich al twintig jaar met het onderwerp bezig en verzamelt zelf ook materiaal, maar hij doet daarnaast nog heel veel andere dingen. Zij kennis gaat logischerwijs niet erg diep, wat zichtbaar wordt in zijn literatuuropgave. De agressie van koloniale kant is goed gedocumenteerd – daarom kan Hoffman precieze getallen reproduceren –, maar inmiddels zijn wetenschappers het erover eens dat de dekolonisatieoorlog wat het geweld betreft een dynamiek van wederzijds uitlokken kende: van Indonesische kant werden bestanden geschonden, de strijders liepen lang niet allemaal in het gareel en opperbevelhebber Sudirman had zijn eigen agenda die niet altijd strookte met die van Soekarno. Daar wordt met geen woord over gerept. (Voor wie hieruit wil lezen dat ik een voorstander was geweest van militair 'doorpakken' – de discussie in het Indische verloopt niet altijd even subtiel –: dat is absoluut niet het geval, het gaat mij erom Hoffmans gebrek aan precizie te tonen.)
Hoffman pakt breed uit met foto’s van de Indische NSB-aanhang, ter ondersteping van de verwerpelijke overtuigingen van 'de koloniaal'. Hij vertelt er niet bij dat het overgrote deel van de sympathisanten weer afhaakte toen het racisme van de nazi’s evident werd – en dat de NSB de enige partij was die oog had voor mogelijke dreiging vanuit Japan.
Een aanzienlijk deel van de foto’s is bekend; aan grote fotografen als Woodbury & Page, Van Kinsbergen, Oorthuys, Cartier Bresson zijn eigen boeken gewijd, en er zijn foto’s van anderen gereproduceerd uit boeken die weliswaar oud zijn maar wel in oplage zijn verschenen.
 
Zelfonderzoek
Daar komt nog bij dat de vraag die Hoffman formuleert als de kernvraag van zijn onderzoek: ‘Zijn wij deep down in ons hart nog dezelfde mensen als de mannen die daar in die witte pakken rondliepen over de plantages?’ niet zonder meer op ‘ons’ valt over te brengen. Het omgekeerde is eerder waar: de samenleving is het er al decennia over eens dat het koloniale systeem van ongevraagde dominantie als principe al niet deugde en bovendien vreselijke uitwassen van vernedering, uitbuiting en geweldpleging heeft voortgebracht. Waarom zouden de gruwelijke foto’s van vermoorde Atjehers uit 1900 anno 2019 ‘een beroep’ moeten doen ‘op ons geweten’? Liever niet; we kunnen er niets aan repareren, en belangrijker: wij zijn geen moordenaars. Waarom zouden studenten – alweer twee generaties verder van het drama verwijderd dan Hoffman – rekenschap moeten afleggen van andermans daden? Bovendien wordt de suggestie gewekt dat de kolonie een gesloten bolwerk van gewetenloze, racistische zakkenvullers vormde, misleidend in onschuldig wit gehuld. Een grove simplificatie; ook onder de pakkenmannen waren weldenkende mensen met kritiek op het systeem en respect voor de Indonesiërs.
Het boek lijkt dan ook eigenlijk vooral op een zelfonderzoek. Aanwijzing daarvoor is ook de keuze van de omslagfoto; wat vertelt ons die slanke, tamelijk knappe, misschien wel lichtelijk Indische koloniaal die met scherpe blik in de lens kijkt? Spiegelt hij Hoffman? Waarom niet een foto gekozen van zijn Indische oma, die zich met haar camera tussen de Indonesiërs op de markt begaf en volgens Hoffman originele beelden maakte?
 
Schoonheid
Hoffman betoogt dat er in verschillende periodes een verleidelijk, mythisch Indië werd geschapen in de fotografie. Bij het begin van de fotopraktijk in Indië door de grootheden die de machtige natuur en de exotische, vaak aantrekkelijke bewoners van de archipel fotografeerden, in de jaren zestig door Rob Nieuwenhuys met zijn fotografisch drieluik van foto’s uit de kolonie. Hoffman erkent zelf ook van die fantastische foto’s te genieten; wat maakt dan dat ze toch als fout moeten worden aangemerkt, 'koloniaal-bevestigend', gemaakt om een nare werkelijkheid te verhullen? Ook nu nog staan de bladen vol met reportages van verre streken en het natuurschoon aldaar; Jimmy Nelson met zijn foto’s van de laatste overgebleven stammen maakt wereldwijd furore. Natuurlijk zijn zulke beelden, gezichten en kostuums fascinerend! En het is geweldig dat je die ook zonder te reizen kunt bekijken. Schoonheid moet zo veel mogelijk verspreid en genoten worden – en beschermd, en daar waren de onderzoekers onder de kolonialen zich zeer van bewust. Zo is bijvoorbeeld het legendarische monument de Borobudur uitgegraven en hersteld – en meteen gefotografeerd. Zo kunnen we zien dat het bouwwerk aanvankelijk door bomen werd omringd; het lag verborgen en moest worden herontdekt. Zouden Indonesiërs niet blij zijn dat deze foto’s bestaan?
 












Tempo doeloe

Wat betreft het werk van Rob Nieuwenhuys: je vraagt je af of Hoffman de boeken wel heeft gelezen of alleen de overkoepelende titel kent: ‘Tempo doeloe’. Vooral in het deel Met vreemde ogen, dat speciaal de wereld van de Indonesiërs (en Chinezen) tussen 1860 en 1920 in beeld brengt, komen ook de ‘schaduwzijden’ van de koloniale samenleving in de schijnwerpers te staan. Prostitutie en concubinaat, misstanden in gevangenissen, executies, armoede en barslechte werkomstandigheden worden besproken en in beeld gebracht. Hoffmans helden, de emancipatrice Kartini en de ‘sociaal-fotograaf’ Tillema, komen ook aan de orde – Kartini met een hele reeks unieke foto’s en een lange tekst. Ook de niet-beladen foto’s zijn fascinerend en na meerdere lees- en kijkrondes steeds opnieuw verrassend.
Nieuwenhuys vertaalt tempo doeloe ook niet met 'de goede oude tijd', zoals vaak gebeurt, maar met 'de tijd van vroeger'. Hij heeft geen heimwee naar die specifieke wereld: ‘Ik zou er ondanks alles niet in geleefd willen hebben. De foto’s die in mijn boeken staan hebben daarom in de strikte betekenis van het woord geen nostalgische werking, wel ligt er voor mij een melancholie overheen die tot op het bot gaat, zoals bij alles wat voorbij is, ver weg, vervallen, vervaagd en verdwenen.’ Voor wie meer wil opsteken over die periode zijn de boeken dan ook van harte aanbevolen.
 
Merdeka
Hoffmans boek gaat door tot de onafhankelijkheid. De nationalistische bewegingen, de in elkaar overgaande oorlogen, de onderhandelingen en de souvereiniteitsoverdracht worden in beeld gebracht – waar geen foto’s beschikbaar zijn wordt gebruikgemaakt van tekeningen en propagandamateriaal. 
Het Wereldmuseum in Rotterdam toont behalve de foto’s ook film, en heeft fotograaf Stacii Samidin, van Molukse afkomst, gevraagd onder de titel Merdeka (vrijheid) zijn visie te geven op het koloniale verleden zoals hij dat nog terugvindt in het huidige Indonesië.
Ook filmhuis Lantaren/Venster doet een duit in het zakje en vertoont een programma met films als Oeroeg en het vooroorlogse Rubber, en wijdt daar ook discussie aan.
De geïnteresseerde die zijn ergernis over de toonzetting opzij weet te schuiven, kan aan het rijke materiaal zijn hart ophalen. Maar hij moet niet denken nu de Indische werkelijkheid in zijn vingers te houden. De complexe koloniale geschiedenis hangt nog altijd aan elkaar van de stereotypen, en Hoffmans boek draagt daar eerder aan bij dan dat hij ze doorbreekt. De schuldbeladen blik op de geschiedenis is net zo goed beperkend als de zelfgenoegzaam-koloniale.
 
Een verborgen geschiedenis. Anders kijken naar Nederlands-Indië
Samenstelling en tekst: Thom Hoffman
Uitgeverij WBooks, 2019
Share our website