Vijftig lessen in koloniale geschiedenis

Afbeelding: Jan Jansz. Mostaert, circa 1525, vermoedelijk Christophle Le More, collectie Rijksmuseum

door Esther Wils

Geschiedenis vertellen naar aanleiding van voorwerpen, dat is een beproefd procédé. Wayne Modest, directeur van het Tropenmuseum, en Valika Smeulders, hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum, leiden de serie in. Uit de Volkskrant van 12 juli 2022:

‘Ons koloniale verleden is lang eenzijdig verteld. Wat bleef onderbelicht, terwijl iedereen het eigenlijk wel zou moeten weten? Die vraag stelde de Volkskrant aan 11 experts. Het resultaat is vanaf vandaag een jaar lang wekelijks te lezen in ‘‘Ons Koloniale Verleden’’, een serie van vijftig verrassende en soms aangrijpende voorwerpen. Valika Smeulders en Wayne Modest leggen uit hoe deze ‘anti-canon’ tot stand kwam. ‘‘De hoop is dat elk stuk een aha-moment oplevert.’’’

In de inleiding stuiten we al op flinke onwaarheden: ‘Tien jaar geleden was deze serieuze aandacht voor het Nederlandse kolonialisme nog nauwelijks denkbaar.’ Wat heeft het voor zin je zo opzichtig de rol van voortrekker aan te meten? In de eigen redactie zit minstens één vrouw die het kolonialisme zeer serieus heeft bestudeerd: Susan Legêne. Als voorganger van Modest heeft ze de vaste opstelling van het Tropenmuseum van een kritische, zij het niet moralistische laag voorzien in de knappe tentoonstelling Oostwaarts! (2003). En wat betreft de West: Michiel van Kempen heeft de complete letterkunde van Suriname beschreven en deels eigenhandig opgetekend -- en dan bedoel ik ‘inclusief’, met de volle aandacht voor alle bevolkingsgroepen (ook van 2003: een goed jaar).  Beiden zijn échte voortrekkers geweest.
Ook wordt er gemeld dat ‘de mensen die na de onafhankelijkheidsoorlog uit Indonesië naar Nederland kwamen [...] waren statenloos – ze kregen geen Nederlands paspoort, terwijl ze in Nederlands-Indië Nederlands burger waren.’ Een nare blunder: dit gold uitsluitend voor de Molukkers die officieel Indonesiër waren maar dat niet wilden zijn, en ook geen Nederlander wilden worden; zij hadden hun zinnen gezet op een onafhankelijke Republiek der Zuidmolukken.

De zwarte man als keizerlijke lijfwacht, niet als karikatuur
De eerste aflevering geeft wat mij betreft ook te denken: komt men met verrassingen (moet dat, en kan dat nog?), en hoe zuiver is de kijk van auteur Stephanie Archangel?
De afgebeelde man (hierboven) is ook een van de openingsbeelden van de dikke catalogus Black is beautiful. Rubens to Dumas (Waanders, 2008), bij een grote tentoonstelling in de Nieuwe Kerk, Amsterdam, onder redactie van Elmer Kolfin en Esther Schreuder (iemand om te volgen, ze heeft nog veel meer bijzonders gedaan op dit gebied). Veel eenvoudiger zou het zijn om gewoon wat geheugen te tonen en naar een dergelijk boek te verwijzen: zo vergeten zijn deze onderwerpen niet. Heel gezond ook voor het publiek om te begrijpen dat wat hun nieuw lijkt, dat bijna nooit is.
In de zeventiende eeuw werden de afbeeldingen van zwarte mensen karikaturaler, stelt Archangel, maar dan vergeet ze wel enkele kopstukken te noemen: Rembrandt en Rubens (hieronder) laten naar mijn smaak zwarte individuen zien.


Vier studies van het hoofd van een Moor, eerste helft 17e eeuw, collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

Archangel schrijft er nota bene zelf over in de catalogus Zwart in Rembrandts tijd (Waanders, 2020), waarin ook een mooi portret van Dou is opgenomen. Als het erom gaat het publiek op te voeden met deze artikelenreeks, lijkt het handig ook die beroemde schilders te noemen, niet alleen een relatief onbekende als Mostaert. Die bovendien bij zijn eerste schilderij van een zwarte onkundig wordt verklaard (de man heeft een donkere huid en kroeshaar, maar verder een Europees aandoend gezicht, hij lijkt een beetje op Harry Belafonte -- misschien was het een mengbloed?), terwijl zijn portret van Christophle Le More, voorzien van gevulde lippen, een wat bredere neus en een ovale vorm schedel, ‘zeer realistisch' wordt genoemd. Inderdaad. Maar het afbeelden van 'volle lippen, grote witte tanden, een brede neus en een rond voorhoofd' wordt later verdacht.
Natuurlijk begrijp ik wat een karikatuur is, en dat het een kwalijk, schadelijk genre kan zijn. Maar de vraag is of de wat panische manier waarop raciale kenmerken níet benoemd mogen worden zwarte (wat zijn dat eigenlijk? er valt véél te veel onder die constant gebruikte term, aan cultureel en uiterlijk zeer verscheiden typen) mensen nou echt emancipeert. Ik denk aan Michael Jackson, die de sporen van zijn zwarte genen wilde uitwissen; dat kan zijn zwarte fans geen goed hebben gedaan. Waar is de black pride? Voetbal is de culturele sector vooruit, met spelers die hun Afro's laten groeien: hoera! (Grote, spierwitte tanden overigens zijn ook in de mode, maar dat pakt vaak slecht uit bij degenen die ze niet van nature hebben, net als volle lippen -- maar die dan meer bij de dames. Misschien vindt u dit flauw, maar het toont toch ook hoe relatief de beoordeling van dergelijke kenmerken is geworden. Ik ben benieuwd hoe het er in de slothoofdstukken over ‘het onvoltooid koloniaal verleden’ aan toe zal gaan; hopelijk wordt de blik daarvoor over de grenzen van Europa gericht.)


Leroy Sané en Serge Gnabry spelen bij Bayern München

Men wil, aldus Modest en Smeulders, ook niet over dna beginnen. Heel vreemd: het is de grote gelijkmaker. Lees het uitbundige slot van de knetterende roman Girl, Woman, Other, van Bookerprize-winnares Bernardine Evaristo. Ik zal het niet verklappen, maar als het om verzoening en ‘gedeelde geschiedenis’ gaat (een moeilijk begrip, maar hier is het van toepassing) dan heb je een juweel te pakken.



 
Share our website