'Een neger op een paard'

'Ik weet hoe de armen in Suriname naar de rijken kijken'

door Michiel van Kempen


In 2017 kwam de schrijvende dierenarts Chris Polanen (Paramaribo, 1963) met Waterjager (2017) een alternatieve homecoming-roman met Rambo-trekjes, gesitueerd in een apocalyptisch Paramaribo dat door een dambreuk helemaal onder water is komen te liggen. Nu ligt er zijn tweede roman, Centaur, opnieuw een boek waarin de plot draait rond een hoofdpersoon die zijn plaats zoekt in de wereld, geen decor van water en huizen op palen deze keer, maar een hete, stoffige manege met een fin-de-carrière springruiterspaard. Schrijver dezes sprak Polanen en voorzag onderstaand interview op verzoek van Indies tijdschrift met korte intermezzo's van enige extra achtergrond over Suriname.

MvK: Centaur is een enorme stap vooruit in je schrijven: het is veel beter geschreven dan je debuutroman, stilistisch rijper, evenwichtiger en krachtiger. Heb je je tekst daarvoor vaak door de mangel moeten halen?
CP: Nee, dat viel wel mee. Mijn debuut, Waterjager, kwam veel moeizamer tot stand. Ik had voor ik daaraan begon alleen wat korte verhalen geschreven en een hele roman schrijven was een enorme uitdaging. Een zoektocht naar een eigen stijl, geloofwaardige en boeiende personages en natuurlijk een mooi verhaal. Waterjager kreeg in zes jaar tijd vorm met behulp van twee uitgevers, vier redacteuren, een literair agent en een schrijfdocent. Er zijn tientallen versies geweest. Aan Centaur heb ik nog geen vier jaar gewerkt, slechts met één redacteur. Er is wat geschrapt uit de eerste versie, maar structureel is er weinig veranderd.

Je debuutroman was half-realistisch, half sciencefiction. Je tweede roman is realistisch en geeft de indruk sterk autobiografisch te zijn, je noemt bijvoorbeeld ook je eigen familienaam Polanen, zij het dat jij de poppetjes in het spel natuurlijk zo schuift als jij ze wilt hebben.
Dat klopt. Er zijn autobiografische elementen: de hoofdpersoon Gili, die het uitzichtloze Suriname wil ontvluchten om in Nederland te studeren, lijkt natuurlijk op mij. Ik studeerde aan de Anton de Kom Universiteit en toen deze na de decembermoorden in 1982 sloot, besloot ik naar Nederland te gaan om diergeneeskunde te studeren. Gili’s vader gaat net als de mijne de gevangenis in voor een bomaanslag en ik noem hem Pieter P. - niet Polanen, dat ging mij net iets te ver. Toch is het uiteindelijk allemaal fictie. Gili is veel kwader en neurotischer dan ik ooit geweest ben. Bovendien kan hij de gedachten van paarden lezen! En Pieter P. heb ik samengesteld uit alle verhalen die ik over mijn vader gehoord heb. Hoewel ik hem zo nauwkeurig mogelijk wilde reconstrueren, was er wel fantasie nodig om van hem een mens van vlees en bloed te maken.
 
Paarden in Suriname
De paardensport in Suriname heeft zijn wortels in de koloniale tijd. Paarden kwamen uit Europa en ook uit New-England (Noord-Amerika). Al ten tijde van gouverneur Mauricius in het midden van de 18e eeuw waren er op zondagmiddag paardrijdemonstraties. Molens op koffieplantages werden soms in beweging gebracht door paarden en ook de ‘blankofficier’ hield toezicht op de velden vanaf een paard. Paramaribo kende later ook een bereden politie en de betere families bedienden zich van sjezen en karren met trekpaarden.
In de tweede helft van de 20e eeuw waren er nog altijd karrepaarden, bijvoorbeeld voor de melkman, maar werd de ruitersport ook populair voor de welgestelden. Paramaribo kende de stadsmanege ‘Hakken Omlaag’ en ook in de districten waren er enkele maneges. Er werden springconcoursen en cross countries georganiseerd en de beste ruiters werden afgevaardigd om Suriname te vertegenwoordigen in het buitenland, recentelijk nog in Hongarije. MvK

Er is volgens mij geen enkel ander boek waarin de paardensport in Suriname een rol speelt, behalve dan het non-fictieboekje van Henry Busropan, De paardensport in Suriname uit 1999. Maar ik kan me geen enkele fictieve prozatekst voor de geest halen waarin paarden een rol spelen, laat staan dat een paard een volwaardige rol krijgt zoals Norbert in Centaur. Je staat zelf met een paard op het omslag en op een foto in je roman.
Henry Busropan is mijn oom en heeft mij alles geleerd over paarden en paardrijden. Ik kon aardig springen, maar in die tijd, eind zeventiger/ begin tachtiger jaren, waren er nauwelijks wedstrijden. Pas veel later kwamen de internationale wedstrijden zoals ik in Centaur beschrijf en in 2001, toen ik al achttien jaar in Nederland woonde, heb ik een keer meegedaan. Ik werd toen tweede.

Heb je met een paard net zo’n innige verhouding als Gili met Norbert?
Ik rij al een aantal jaren niet meer, maar als je veel op een paard rijdt, bouw je daar natuurlijk wel een band mee op. Zo wist ik vroeger van de paarden die ik reed, precies wat ze wel en niet leuk vonden, waar ze bang voor waren en hoe ze op bepaalde situaties reageerden. De psyche van een paard heeft mij altijd gefascineerd en in Centaur probeer ik die te doorgronden.

Centaur blijft heel sterk bij jouzelf, het boek geeft de indruk alsof je veel op te ruimen had, alsof je tegen jezelf zei – na je debuutroman: fuck it, ik houd nu met niets en niemand rekening en schrijf het boek dat ik altijd had willen schrijven.
Ik kan wel begrijpen dat het zo overkomt. Maar een schrijver heeft volgens mij altijd dingen op te ruimen en die komen tijdens het schrijven onvermijdelijk naar boven. Elk boek dat je schrijft is gewoon het boek dat je op dat moment moet schrijven. Volgens mij heb je niet veel keus. Op het moment dat je in die flow van het schrijven zit, vinden er processen plaats die je niet kan sturen. Het  verhaal komt van ergens diep binnen in je. Ik ben aan Waterjager begonnen in een periode waarin ik ontzettend leed onder de ontheemding die ik voelde nadat ik Suriname verliet en onder het verval van Suriname. Nadat ik dat uit de weg geruimd had, ontstond er kennelijk ruimte voor dit verhaal. Voor mij begint elk verhaal met een beeld. Dit was het beeld van een jongen te paard op een zandweg in Suriname. Ik wist dat ik naar een springwedstrijd en een geweldige climax toe wilde werken. Onderweg dienden de personages zich aan. Het klinkt misschien gek, maar als je eenmaal goed op gang bent, volgt het verhaal zijn eigen weg.
 
De man in Suriname
Het clichébeeld wil dat een echte Surinaamse man zich nooit bij één partner houdt, maar weldoende rondgaat en er een of meer ‘buitenvrouwen’ op na houdt. De gewoonte zou teruggaan op de koloniale tijd, toen gezinsleden vaak van elkaar gescheiden werden, al bij aankomst vanuit Afrika op Surinaamse bodem. Mannen bezochten hun geliefden vaak in het geheim wanneer die op een andere plantage woonden.
Dat patroon zet zich 150 jaar na de afschaffing van de slavernij nog altijd door. Onder Surinamers en Antillianen is het verschijnsel van de vaderloze familie niet onbekend. Dat die promiscuïteit dan toch ook een tegenhanger aan de vrouwelijke kant gehad moet hebben, lijkt logisch. Door armoede afgedwongen, vonden vrouwen het ‘normaal’ om een man te hebben die niet vast bij hen woonde maar hen wel onderhield – ten onrechte wordt ­­­dit soms als prostitutie gezien. Onder mannen geeft het gebruik aanzien. Kinderen worden soms wettelijk erkend, maar vaker niet – al krijgen ze dan soms wel wat ondersteuning. Een Surinaamse kinderarts telde 73 kinderen over drie continenten! MvK

Ik vind het een moedig boek, omdat je het schrijft van het perspectief van een twintigjarige man die ingaat tegen allerlei clichés die er over Surinaamse mannen rondgaan, en die bovendien zich ook heel scherp uitlaat over allerlei situaties op een manier die Surinaamse lezers misschien niet zal bevallen. Heb je er bij het schrijven (vaak) aan moeten denken hoe je verhaal bij die lezers zou overkomen?
Natuurlijk denk je daarover na. Maar een schrijver mag daar eigenlijk niet bang voor zijn. Dat belemmert het verhaal. In Waterjager heb ik ook pittige uitspraken gedaan over Surinamers. Ik heb veel reacties op het boek gehad, maar nooit daarover. Daarom was ik er nu ook niet bang voor. Misschien ten onrechte. Dat zal blijken.

Je hebt Waterjager ook in Suriname gepresenteerd. Ik weet niet hoeveel mensen het boek toen al gelezen hadden. Maar ik begrijp dat je geen kritische reacties hebt gehad?
Ja, hoor, maar die hadden te maken met het geweld in Waterjager. De bekende schrijfster Cynthia McLeod vertelde tijdens mijn presentatie in Paramaribo dat ze ervan gruwelde. Ik blijf er echter bij dat het hedendaagse Suriname meer geweld kent dan het fictieve Suriname in Waterjager.

Het onafhankelijke denken van Gili kom ik bij jonge mensen in Suriname maar weinig tegen. Als ze niet weggeweest zijn uit Suriname, neigen ze bijna altijd in het spreken over hun geboorteland naar het chauvinisme. Gili lijkt Suriname even goed te kennen als Nederland. Dat is ook logisch als hij goeddeels naar jouw vroege evenbeeld gevormd is. Maar in hoeverre is hij ècht representatief voor jonge mannen in Suriname?
Ik denk dat je gelijk hebt. Zelf verhuisde ik op mijn tiende van Nederland naar Suriname. Ik was opgevoed door mijn moeder en haar zussen. De kennismaking met de Surinaamse man was een behoorlijke schok. Nooit kwetsbaarheid laten zien, zwakte verbergen. En dan de manier waarop er naar vrouwen gekeken werd. Ik heb tot mijn twintigste in Suriname gewoond en al die tijd probeerde ik te voldoen aan dat machobeeld, drommelsgoed wetend dat het nooit zou lukken. Als jonge man moet je je echter wel zo voordoen, anders ga je ten onder. Dus nee, Gili is niet echt representatief voor jonge mannen in Suriname. Ik geef hem in het verhaal een moeder die in Nederland gestudeerd heeft, als tegenwicht voor het machismo. Ik geef hem ook de blik mee waarmee ik vroeger naar de Surinaamse man keek en een beetje van de dingen die ik in de loop der jaren door schade en schande geleerd heb!


Is het overdreven als ik zeg dat het paard Norbert een karakter op zichzelf wordt in je boek, bijna gelijkwaardig aan de personages?
Norbert is zeker gelijkwaardig aan de personages! Hij heeft de rust van een oude man, de strijdlust van een jonge en een instinctieve, alles overstijgende wijsheid.

Gili is met het paard een twee-eenheid, wat al door de titel Centaur wordt aangekondigd en wat natuurlijk ook blijkt uit de slotzin wanneer Gili’s liefje van hem afscheid neemt met de woorden: ‘Dag hengst. Doe de groeten aan Norbert.’ Het paard is al tamelijk oud en stijgt boven zichzelf uit in een ultieme krachtmeting met een kampioenspaard uit Frans-Guyana. Je weet dat hij daarna met een welverdiend ‘pensioen’ mag. Als ik dat verplaats naar de mensen: heb je dat dan ook bedoeld als een symbool – nu wil ik nog een allerlaatste, ultieme gooi doen om neer te zetten hoe ik mij verhoud tot mijn geboorteland?
Ik denk dat ik in mijn verhalen altijd op zoek ben naar hoop. Waar ik die ook vandaan moet halen! In Waterjager zocht ik voorbij de dood en in Centaur is het een paard dat hoop en een diepe spiritualiteit met zich meebrengt. Maar ik heb inderdaad al mijn gevoelens voor Suriname de vrije loop gelaten en zo mijn verhouding met Suriname neergezet. Ik denk echter niet dat dit de laatste keer was…

Als ik zie hoe jij vanaf je jeugd op- en neer bent gegaan over de oceaan van Suriname naar Nederland, dan zie ik iemand die zwalkt tussen idealisme en realisme.
Ik denk dat ik net als de meeste studenten die Suriname begin jaren tachtig verlieten, heel lang tussen idealisme en realisme heb geleefd. Iedereen hoopte op den duur naar een beter Suriname terug te kunnen keren. Ruim vijfentwintig jaar had ik verschrikkelijke heimwee en de hoop om te remigreren. De laatste jaren is echter het realisme dat de overhand krijgt. De acceptatie dat remigreren er niet meer in zit. En dankbaarheid voor het leven dat ik nu heb.

Welke betekenis heeft het schrijven voor je gehad als manier om na te denken waar je staat in het een leven?
Schrijven heeft op die manier een heel belangrijke betekenis voor mij gehad. Tijdens mijn donkerste dagen, als ik het gevoel had dat ik doodging van de heimwee naar Suriname, hield het schrijven mij op de been. En als je een roman schrijft over iets dat je kwelt, wordt je gedwongen er zo diep mogelijk in te duiken. Ongeacht wat je tegenkomt. In Waterjager keerde de hoofdpersoon terug naar een Suriname dat hij niet eens meer herkende en waarin overleven al moeilijk was, laat staan je thuisvoelen. Door mijn hoofpersoon in een post apocalyptisch Suriname rond te laten dolen, heb ik mij misschien wel verzoend met de onmogelijkheid om terug te keren naar een Suriname dat ik ken. Feit is dat ik mij na het schrijven van Waterjager realiseerde dat mijn heimwee verdwenen was. Waterjager was misschien niet de enige factor in dat proces, maar zeker een belangrijke. Zo zou je kunnen zeggen dat ik tijdens het schrijven van Centaur onderzocht heb hoe mijn relatie is met de vader die ik nooit gekend heb. Ik ben inmiddels tien jaar ouder dan hij was toen hij overleed en dat is een vreemd gegeven. Natuurlijk heb ik tijdens het schrijven ook veel teruggedacht aan de tijd dat ik geen toekomst meer in Suriname zag en mij gerealiseerd hoe belangrijk de beslissing was om te vertrekken.

De hoofdpersoon van Centaur, de jonge man Gili, heeft gepassioneerde relaties met het Nederlands meisje Maaike, en met een meisje uit Frans-Guyana, Louise. De relatie met de eerste is tamelijk ongecompliceerd maar komt niet echt tot bloei, al blijft Maaike de grote droom van Gili. De relatie met Louise is complex , tijdelijk maar ook erg gecompliceerd. Heb je die twee liefdes ook geconcipieerd als manifestaties van de dubbele aantrekking op Gili, tussen Europa en Zuid-Amerika in?
De liefde voor de Nederlandse stagiaire valt inderdaad onder de grote aantrekkingskracht die Nederland heeft op Surinamers. Met de liefde voor de Frans- Guyanese wilde ik niet alleen de aantrekkingskracht van Zuid-Amerika laten zien, maar ook de gecompliceerde verhouding tussen rijk en arm. Wat gebeurt er als die twee werelden niet langs elkaar leven, maar elkaar echt ontmoeten? Dan zie je een ongelijke machtsverdeling. Bovendien ziet Gili dat de rijken ook worstelen met identiteit, relaties en liefde.

Verschillen in macht en rijkdom zijn er natuurlijk altijd geweest in Suriname, maar sinds jouw vertrek zijn de verschillen tussen arm en rijk onder de Surinamers zo zichtbaar enorm toegenomen.
Dat is absoluut een bedreiging van de samenleving, een gif zou ik het zelfs noemen. In Centaur laat ik zien, hoe een jongen zonder geld kijkt naar de wereld van de rijken. 'In dit land is een leven zonder geld een hel,' zegt hij. Zelf ben ik nooit arm geweest, maar rijk waren we zeker niet. Ik weet hoe de armen in Suriname naar de rijken kijken, die maar al te vaak slechts bezig zijn met het vergaren van meer bezit. En wat doe je als je weet dat je geen enkele mogelijkheid hebt om uit de armoede te ontsnappen? Drugsgebruik, prostitutie en gewelddadige criminaliteit zijn daar gevolgen van. In Suriname hoor je vaak de roep om harder optreden van politie en justitie, maar dat helpt natuurlijk niet als die schrijnende armoede blijft bestaan. In Centaur noem ik de gevangenis de uiteindelijke verzamelplaats van de verwaarloosden, mishandelden en misbruikten.

Louise leeft in Frans-Guyana, maar is sterk Frans opgevoed, zij is geen zwarte vrouw. In hoeverre heb je in de manier waarop je haar als tamelijk verwend nest neerzet een kritiek willen geven op Frans-Guyana als département-d’outre-mer?
In deze overzeese Franse rijksdelen heb dezelfde ongelijke verdeling van welvaart als in Suriname. Gili bekijkt deze witte Frans-Guyanezen dan ook min of meer hetzelfde als de Surinaamse rijken. Ik heb met Louise en haar teamgenoot Pierre nog iets anders willen laten zien: dat uiterlijk niet altijd je identiteit bepaalt. Louise oogt wit, maar is zich zeer bewust van haar zwarte afkomst. Pierre is wit, maar voelt zich zwart. Beiden worstelen met hun identiteit. In samenlevingen als Suriname en Frans Guyana is iemands identiteit vaak anders dan je op grond van het uiterlijk zou verwachten. Als product van meerdere culturen, afwisselend in Nederland en Suriname opgegroeid, heb ik zelf ook ervaren dat je soms in een hokje geplaatst wordt waar je niet in past.

Kun je daar een voorbeeld van geven?
Haha, ja hoor. Toen ik pas in Nederland aankwam schreef ik mij in bij een manege in Amsterdam. Veel verbaasde en nieuwsgierige blikken en toe ik van het paard afstapte zei een man: ’Ik heb nog nooit een neger paard zien rijden.’  Dat was wel even een cultuurschok.

Al met al ben je nu al 37 jaren in Nederland, maar je eerste twee romans zijn in Suriname gesitueerd. Over beide landen ben je in Centaur bijwijlen zeer scherp in je oordeel. Vind je dat je na zoveel jaren buiten Suriname gewoond te hebben, nog kracht van oordeel hebt over het land?
Haha. Ja hoor. Ik ken de kritiek: als je in Nederland woont, heb je geen recht van spreken meer. Maar ik blijf toch altijd Surinamer. Ik droom nog over Suriname en ik kan over niets anders schrijven. Op allerlei manieren blijft het mijn thuis. Juist als je lang weg bent geweest, kan je met een scherpere blik kijken. Naar jezelf, je eigen geschiedenis en naar Suriname.

Absoluut. Maar het is toch even belangrijk dat je je ook uitspreekt over het land waar je nu woont, dat kan de Nederlandse samenleving toch alleen maar ten goede komen?
Misschien, maar het gekke is dat ik mij in Nederland nog steeds gast voel. De heimwee en het ongemak hebben plaats gemaakt voor een dankbaarheid dat ik in dit land mag leven. Mij uitspreken over de Nederlandse samenleving is wellicht een volgende stap, maar voorlopig voel ik mij, zelfs na 37 jaar, nog steeds toeschouwer.   


Je hebt je vader, Pieter Polanen, de dichter Kwame Dandillo (1922-1970, foto hierboven), nooit bewust meegemaakt en zet hem neer als een dandy, een vrouwenliefhebber, een dromer, verspiller en ook iemand die door de familie in de watten werd gelegd. Vanzelfsprekend is het jouw beeld van je vader, maar hoe heb je dat beeld proberen op te bouwen, hoe heb je je gedocumenteerd bij het schrijven?
Dat beeld is gedestilleerd uit verhalen van mijn moeder, familie en vrienden van hem. Natuurlijk zijn er ook zijn gedichten en krantenartikelen.

Ben je voor het boek ook echt bij je familie en vrienden gaan zitten om hen gericht vragen te stellen?
Nee, die vragen had ik allang gesteld in de hoop mijn vader na zijn dood toch nog te leren kennen. Dat lukt natuurlijk nooit echt.

In hoeverre is de anti-machohouding van Gili ook een vorm van zich afzetten tegen zijn vader?
Dat is absoluut zo. Voor Gili is zijn vader, die kinderen bij verschillende vrouwen heeft en er nauwelijks naar omkijkt, het prototype van de onverantwoordelijke Surinaamse man en vader.

Het is duidelijk dat je je hebt geïrriteerd aan de meegaandheid waarmee Pieter Polanen door zijn familie is behandeld: altijd maar weer zijn gedrag vergoelijken en hem geld toestoppen terwijl het geld er met bakken bij hem uitging.
Ik zelf niet. Dat is allemaal gebeurd lang voordat ik mij dat kon realiseren. Ik heb wel geprobeerd mij voor te stellen hoe het zou zijn als ik toen een tiener zou zijn. Ik heb mijzelf in de persoon van Gili de gelegenheid gegeven een relatie met mijn vader op te bouwen. Boosheid zou daar zeker een onderdeel van zijn.

Er zit een sterk sentiment in het verhaal van jezelf tekortgedaan voelen door de familie Polanen.
Nee, hoor. Ik heb het gevoel dat ik volledig buiten het zicht van de familie Polanen opgegroeid ben. Ik heb daar nooit moeite mee gehad. Ik voelde mij immers onderdeel van mijn moeders familie. Met de familie Polanen heb ik pas laat in mijn tienerjaren echt kennis gemaakt. Ik heb ook lang gedacht dat het dragen van mijn moeders naam Busropan passender zou zijn.

Is het verhaal een rekening die postuum wordt gepresenteerd aan de afwezige vader die er niet voor je was, of een eerbetoon aan een bijzonder iemand?
Absoluut een eerbetoon aan een bijzonder iemand. Ondanks alles ben ik er trots op dat hij mijn vader was.

Je verplaatst een mislukte bomaanslag uit 1959 tegen de politicus Jopie Pengel, waaraan je vader deelnam en waarvoor hij in de gevangenis belandde, naar 1990, dus twintig jaar ná het overlijden van je vader, en je maakt er een aanslag op legerleider Bouterse van. Wil je je vader daarmee, al mislukt de aanslag, ook een gedroomde heldendaad toeschrijven?
Ja. Als mijn vader een politicus als Pengel met een bom wilde laten schrikken, wat zou hij dan wel niet met Bouterse hebben willen doen? Hij zou al wat ouder geweest zijn, maar nog steeds strijdbaar.
 
Politiek in Suriname
Elke Surinamer heeft wel een mening over hoe het er politiek aan toegaat in de regeringscentra. Maar van een actieve, bijzondere betrokkenheid is geen sprake: kiezers hebben sterk het idee dat een regering er altijd eerst zit om de eigen zakken en die van de vriendjes te vullen. Dat idee ontwikkelde zich al toen regeringen nog sterk etnisch gekleurd waren (overwegend Creools), en leidde ook tot de militaire coup in 1980 – al is nooit bewezen dat de zittende premier Henck Arron zichzelf ooit verrijkt heeft. De situatie werd overigens niet anders onder het bewind van Bouterse, en de in 2020 aangetreden eerste Hindostaanse premier, Chan Santokhi, kon met sterk etnisch gekleurde benoemingen ook het wantrouwen ten aanzien van nepotisme niet wegnemen.
Jongeren die de decembermoorden van 1982 niet meegemaakt hebben, steunden vaak de partij NDP van Bouterse, die als niet-etnisch gezien werd (en ook schrijfster Astrid Roemer distantieerde zich niet van de couppleger en hoofdverantwoordelijke voor de decembermoorden, wat haar de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren door de Belgische koning kostte). De economische malaise waarin de kabinetten-Bouterse het land hebben gestort, leert dat het jeugdige optimisme over Bouterse op een groen geklede chimaera gestoeld was.

Toen ikzelf in Suriname woonde liep Bouterse in trainingspak in de Cultuurtuin mij gewoon voorbij, ik had hem bij wijze van spreken zo kunnen omleggen. Maar er is nooit iets tegen hem ondernomen, terwijl hij toch als je kijkt naar wat er over hem gezegd wordt op sociale media, voor velen een extreem gehaat persoon is. Verbaast je dat?
Niet helemaal. De mensen die de afgelopen decennia tegen Bouterse protesteren en procederen doen dat over het algemeen vreedzaam en volgens de wet.

Maar waaruit is dat te verklaren? In bepaalde Afrikaanse landen waar de mensen na de onafhankelijkheid door hun eigen landgenoten werden onderdrukt, is het uitgelopen op extreem geweld, denk maar aan Zimbabwe.
Het zit niet echt in onze aard, denk ik. Bovendien als je tegen Bouterse bent, ben je voor democratie en de rechtsstaat en juist tegen geweld en straffeloosheid.

Er zit in Centaur nog een duidelijk element uit de historische werkelijkheid dat je omgevormd hebt naar je eigen wil: in de persoon van Hugo zit een alternatief portret van Anthony Nesty, zij het dat Hugo een in de VS opgeleid zwemmer is met een mislukte carrière, terwijl Nesty natuurlijk de eerste Olympische goudenmedaillewinnaar van Suriname is geworden. Was/ben je zelf persoonlijk goed bevriend met Nesty?
In de tijd dat ik een redelijk succesvol springruiter was, was ik ook een behoorlijk onsuccesvolle zwemmer! Ik trainde bij Dolfijn, net als Anthony Nesty toen. Hij zwom in de snelle baan, ik in de langzame. Bovendien was hij vier jaar jonger, dus we hadden nauwelijks contact. Het personage Hugo is inderdaad een alternatieve versie van Anthony Nesty. Nesty heeft het allerhoogste bereikt, maar er zijn natuurlijk meer zwemmers vanuit Suriname naar de VS gegaan die minder succesvol waren. Ik heb grote bewondering voor Anthony, maar voor een roman is iemand die van grote hoogte de diepte in tuimelt, veel interessanter. Mijn personage Hugo heb ik vernoemd naar Hugo Goossen, de andere topzwemmer van Dolfijn uit die tijd, met wie ik bevriend ben. Hij is getrouwd met een zus van Anthony, dus misschien heeft die al over het boek gehoord!

Andere Surinaamse schrijvers als Karin Amatmoekrim en Raoul de Jong schreven eerst over Nederland en daarná pas boeken over Suriname. Komt bij jou Nederland nu aan de beurt, bijvoorbeeld een roman over de Bijlmer die je zo goed kent, een mooi alternatief voor de romans van Murat Isik, Diana Tjin en anderen? In je columns schrijf je immers wel over de Bijlmer.
Misschien, maar vooralsnog lijkt het erop dat al mijn verhalen zich gewoon in Suriname af moeten spelen. Ik begon te schrijven toen mijn heimwee het ergst was. Ik schreef over Suriname, zodat ik in ieder geval in mijn hoofd daar kon zijn. De heimwee is voorbij, maar als ik aan een nieuw verhaal denk, ga ik nog steeds terug de buurten waar ik mijn jeugd doorbracht: de Combe, Ma Retraite, Tourtonne en Rainville. En naar mijn ouderlijk huis aan de Julianastraat. Daar is de bron. Ik heb het gevoel dat uit die bron nog veel verhalen zullen komen.

Bij de foto's:
Chris Polanen met zijn paard in Suriname
Pieter Polanen/Kwame Dandillo (pseudoniem), portret door Nicolaas Porter


 
Share our website