De literatuur van Surinaamse Javanen II

Portret van Karin Amatmoekrim, tekening van Robert Bosari, 2020

Jasmijn, eelt en de filsafat van eigenwaarde II
De literatuur van Javaanse Surinamers

door Michiel van Kempen


Naar Nederland
Was Java voor grote groepen na de Tweede Wereldoorlog nog het belangrijkste culturele oriëntatiepunt, na de onafhankelijk­heid in 1975 stelden de Javanen zich nadrukkelijk op als Surinamers, die voor hun culturele identiteit aan Suriname minstens zo sterk schatplich­tig waren. Bleef het denkpatroon Javaans, aan het sociale isolement van de Javanen was een einde gekomen en zij bleken steeds opener te staan tegen­over het gedachtegoed van andere bevolkingsgroepen. Met de grote uittocht van Surinamers naar Nederland, vertrokken ook veel Javanen. Ongeveer 15.000 Surinaamse Javanen drongen samen rond Rotter­dam en Amsterdam en in enkele provinciesteden (Alkmaar, Hoogezand). Hun sociaal-culturele ontplooiing werd ondersteund door verenigingen, dichters traden nu en dan op, maar hun werk verscheen zelden in drukvorm. Uitzondering daarop vormde de pedagoog Ern Karman (geb. 1937), die een bundel Nederlandstalige verzen schreef met tal van Javaanse woorden onder de smake­lijke titel Saoto (1991). Karman zette alledaag­se scènes neer: een bètjak-rijder, het sollicitatiege­sprek van Paimo, zijn geboorte­plaats Mariën­burg, de Javaanse Gullit – vermoede­lijk de eerste keer dat Gullit rijmt op doelge­bied. De verzen hebben geen andere pretentie dan op familie­fuiven en huwe­lijks­fees­ten de wijsheid van de moraal uit te dragen en de gulheid van de lach op te wekken.



Mas Janors bundel Di Sagui (1990)


Van een ander kaliber was de poëzie van Mas Janor (ps. van Soegiman Kromopawiro) (geb. 1956). Hij werd geboren op de voormalige plantage Bruinendal in het district Comme­wijne, ging in 1978 naar Nederland om alweer gauw terug te keren naar zijn geboorteland en zich in 1984 opnieuw in Nederland te vestigen. Zijn debuutbundel Di sagui [Het krijgen van een belofte] (1990) bevat vijftig gedichten in het Surinaams-Javaans. Het verbaast niet dat deze poëzie, die slechts versprei­ding vond onder de Javaanse gemeenschap rond Hoogezand, vooral terugkijkt in de tijd. De gedichten dragen titels als ‘alas’ [oerwoud], ‘kapalan’ [eelt krijgen], ‘timbangan’ [overweging] en ‘asu gudiken’ [schurftige hond]. Ze dragen een Javaans-nationalistische boodschap uit: dat de nakomelingen van de contrac­tanten uit Java geen waardering opbren­gen voor het land, de cultuur en de Javaanse taal die hun door de contractanten is nagelaten. Ook Ramban pikiran/Gedachtengang (1993) - in het Surinaams-Javaans met Nederlandse vertaling - gaat over ver­lies en dreigend verval, dat soms ook wordt geplaatst in de ruimere context van de vervuiling van de aarde. Lyrisch worden situaties opgeroe­pen die soms naar Suriname verwijzen, soms verder weg naar het land vanwaar de contractarbei­ders vertrokken. Daar wordt een verloren geraakte mystieke eenheid van landschap, mens en dier gezien, zoals in deze strofe uit het gedicht ‘jaman kepungkur/ het verleden’:

men sawahé pada kena di pamèraké
iju apa kuning
sembarang di balèni kaya mauné
kebuné karo manungsané
dadi siji

als de maan verbleekt
strelen terrassen de ogen
alles is weer als voorheen
de karbauw en de mens
een lichaam

Mas Janor geeft ook fraaie liefdesgedichten, maar de diepste resonantie geeft toch het verdriet, van mensen die de ontgoocheling niet meer kwijtraken.
Zijn Wesisan/Ineens Dongèngan (1995) was de eerste bundel verhalen in het Surinaams-Javaans. Het districtsleven zoals de auteur dat in zijn jeugd heeft gekend, heeft er duidelijk zijn stempel op gedrukt, maar hij geeft ook een eigentijdse variant van de urbanisa­tieproblematiek die al verschillende andere schrijvers aan de orde hadden gesteld. Dat de stijl van zijn verhalen niet ver verwij­derd is van epische poëzie, liet Mas Janor zelf zien tijdens het festival Winternachten in 2002, waar hij het verhaal ‘Kota lemut (Mosquito Town)’ voordroeg en de vertaling in vers­vorm liet projecteren. De tekst roept een avondlijke tocht op van kinderen die tussen vuur­vliegjes en muskieten, blootsvoets over de kleiwegen naar een voorstelling in de kleine districtsbio­scoop gaan.



Atmoredjo tijdens een optreden in Bronbeek, foto Michiel van Kempen

Atmoredjo
Marius Atmoredjo (geb. 1959) bracht in eigen beheer in kleine oplage zijn gedicht Sarinah schoonheid uit de gordel van smaragd (2010) uit, maar zette zichzelf pas stevig op de kaart met de Nederlandstalige bundel Loslaten zullen ze nooit meer (2020). Met de verschijning van dit boek zette de Surinaams-Javaanse poëzie een historische stap: het was het eerste boek van een Surinaamse Javaan dat ooit verscheen bij een uitgeverij, de uitgeverij met het breedste Caraïbische fonds: In de Knipscheer. Atmoredjo is sterk geïnspireerd door de verhalen van de zes generaties Surinaamse Javanen die hem voorgingen. Ook deze bundel zit vol met referenties aan de immigratiegeschiedenis – het opent met een gedicht over Atmoredjo’s grootmoeder Sarinah:

Tastbaar

Het enige en tastbare ligt in mijn hand
Haar foto met een nummerplaat op haar borst
genomen ergens in een depot
op een ver eiland
met haar naam erop
waarschijnlijk gekregen van haar moeder
misschien omdat die zo mooi klonk
Sarinah

Als ze aanmeert
in het nieuwe land
herhalen de bewoners haar naam
Sari-noh zielig hè

Voordat de zon zich blauw verkleedt
baadt ze in een sloot
de loostrens van de fabriek
die de lekkerste koffie maakt
voor het koninkrijk

Ze hurkt lenig
de sarong op haar enkels gedrapeerd
om zich van het boze oog af te wenden

Het water giet ze
over haar glanzend zwarte haar
Een kadaver lift mee naar de monding van de sloot
naar de rivier waar ze jaren geleden aanmeerde

Marius Atmoredjo schrijft over het eenvoudige Javaanse plattelandsleven: kinderen die opgroeien in armoede, het harde werken in de bauxietmijn, de gemeenschapszin. Maar zijn bundel glijdt geleidelijk aan over in de problematiek van migranten die in Nederland hun draai proberen te vinden. Over alle fijnzinnige observaties van mensen en natuur ligt het patina van het doorstane verdriet en de weemoed om het voorbije.



Hariandi Todirijo voor zijn eigen schilderijen, foto Noraly Beyer

De wijdere wereld
Het lijkt alsof met Hariandi Todirijo (geb. 1976) toch ook een andere dynamiek doorbreekt, en dan niet in de zin van verzen over het migrantenbestaan want Todirijo woont in Suriname. Hij publiceerde nog slechts een handvol gedichten in bijvoorbeeld het Album van de Caraïbische poëzie en op de blogspot Caraïbisch Uitzicht. In zijn gedichten toont Hariandi niet alleen een groter strijdbaarheid dan zijn dichtende voorgangers, maar vooral ook een ander soort strijdbaarheid: hij plaatst de Surinaams-Javaanse mens binnen grotere kaders van identiteitsverlies door kolonialisme en globalisering. Hij doet dat bovendien ook in een veel minder traditioneel idioom, met uit het postkolonialisme bekende switchen van taalregisters, zoals bijvoorbeeld in een lang gedicht dat op Caraïbisch Uitzicht van 1 november 2022 verscheen en waaruit een strofe luidt:

Omdat ik mij zeer geroepen voelde om iets te doen aan... hoe ze over jou praten.
Sinds eeuwen.
Adu! Het verhaal gaat dat ze precies wisten wat ze deden.
Met jouw brein, met jouw mind.
Met dat beetje trots en geloof dat je nog over had, verscholen in jouw
filsafat
* van eigenwaarde.

* filsafat: filosofie

Dat het werk van Hariandi Todirijo een belofte inhoudt, blijkt wel uit het feit dat hij in zowel de categorie poëzie als proza genomineerd werd voor de Ibisprijs Suriname, een literatuurprijs van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur in Suriname en de Taalunie die in 2022 voor het eerst werd ingesteld.


Rainër Karioredjo

De globalisering heeft helemaal toegeslagen in de twee delen die een auteur heeft gepubliceerd die zich Rain noemt, maar die in zijn burgernaam een curieus huppeltje heeft, let maar eens op het trema: Rainër Karioredjo (geb. 1992). De delen zijn uitsluitend als e-book gepubliceerd onder de titel Don’t be afraid (2018). Rain heeft zich helemaal ondergedompeld in de Koreaanse cultuur en geeft daarvan zijn eigen variant in een verhaal over een getraumatiseerde Indonesische tiener in Zuid-Korea die bevriend raakt met een Zuid-Koreaanse Hallyu Star (topacteur). Over de taal deelt de auteur ons mee: ‘Het is een Engelstalig verhaal waarin er ook Koreaanse woorden als zinnen staan geschreven en in tussen haakjes, de Engelse vertaling.’ Dat belooft wat.
Hij publiceerde eerder Talented (2011), over de jongen Kevin Mark, die talenten heeft maar niet goed weet hoe hij dat moet tonen. Zijn dichtbundel Another Day (2016) publiceerde hij in acht verschillende talen – Nederlands, Engels, Sranan, Javaans, Hindi, Spaans, Chinees en Koreaans – waarvan hij er zelf vijf beheerst; kennelijk doet de Google translator bij hem goed dienst. Eén van zijn gedichten heet ‘The Alphabet’ en begint zo:

A-B-C-D
Apple, Blueberry, Cherry, Durian
Ant, Bear, Chicken, Duck
Alice, Benny, Cindy, Dave
Argentina, Brazil, Colombia, Denmark

De lezer gelieve zelf na te denken over de vervolgregels.



Karin Amatmoekrim
Het lijdt geen enkele twijfel dat er één auteur is die met kop en schouders boven alle andere hier genoemde uitsteekt: Karin Amatmoekrim (geb. 1976). Zij heeft zich met een zevental boeken en met haar bijdragen aan de Correspondent, nrc.next en NRC Handelsblad een stevige positie verworven in de Nederlandse letteren – met name de vaak herdrukte roman Het gym (2011) heeft een vaste plaats verworven op de leeslijsten van middelbare scholieren. Met haar tweede roman, Wanneer wij samen zijn (2006), groef Amatmoekrim autobiografische stof op. Het is een brede generatieroman over de wederwaardigheden van een Javaanse familie en de trek naar Holland. Het zijn veelzeggende details waarmee de auteur zelf de plot van haar boek samenvat:

‘Het eerste deel gaat over mijn Javaanse grootouders in het kleine dorpje Tambaredjo in Suriname. Mijn oma, Soemi, was tegen haar zin uitgehuwelijkt aan een oudere man, maar loopt na de voltrekking weg met de voor haar onbekende Wagiman. Een gok die goed uitpakt. Samen bouwen ze een leven op. Ze zijn arm, maar gelukkig en krijgen tien kinderen. Het tweede deel gaat over mijn moeder Soeratijem. Zij is het op een na jongste kind van Wagiman en Soemi. Als Soemi overlijdt worden de kinderen verdeeld over de oudere broers en zussen, want Wagiman kan niet alleen voor de kinderen zorgen. Mijn moeder is dan een jaar of zeven. In één klap raakt zij haar moeder en eigenlijk ook haar vader kwijt en wordt uit haar vertrouwde omgeving gerukt. De versplintering van de familie begint daar. Mijn moeder groeit op bij een oudere zus in Paramaribo. Ze leert mijn vader kennen en raakt zwanger. Hun relatie houdt geen stand en daarna wordt ze gekoppeld aan een Hollander en vertrekt naar Nederland. Het derde deel gaat over mezelf. Ik emigreerde met mijn moeder, mijn halfbroertje en mijn stiefvader naar Nederland toen ik vijf jaar was. We kwamen terecht in IJmuiden, waar ik ben opgegroeid. Het mooie van het verhaal is dat wat er ook gebeurt, de familieband altijd blijft. Dat heb ik zo ondervonden. Mijn moeder, broertje en zusjes zijn altijd mijn basis.’

Uit een interview met Ingka van Fulpen, ‘“Dat duistere, dat rauwe, dat is ook een deel van mij”. Meeslepend en indrukwekkend: drie generaties die, ondanks armoede en verdriet, de kracht van hun familieband niet verliezen.’ In: Colorfull Magazine, november 2006

Wanneer wij samen zijn is zeker de belangrijkste romanvertelling over de Surinaamse Javanen tot nu toe. Maar een framing van Karin Amatmoekrim als Surinaams-Javaanse auteur doet haar tekort, zoals een etnische duiding van de meeste jonge Surinaamse auteurs in Nederland hun tekortdoet. Amatmoekrim is dan nog wel geboren in Suriname, haar boeken laten zien dat haar wereld zeker niet hoofdzakelijk bepaald is door haar geboorteland. Zij maakt deel uit van een generatie die zich internationaal oriënteert en zich weinig gelegen laat liggen aan conventies die bepaald zijn door Caraïbische tradities. Die jongsten maken dat ook duidelijk in een essaybundel als Dat wij zongen (2022) waarin zij zich bezinnen op wie belangrijke voorlopers zijn geweest; Karin Amatmoekrim schreef erin over Astrid Roemer. Ook in die zin wordt de etnische meetlat steeds minder belangrijk, dat deze mensen steeds minder vaak aan één bloedgroep gekoppeld kunnen worden. Het heeft ook bijna iets ongemakkelijks om vast te stellen dat Karin Amatmoekrim geen ‘zuiver Javaanse’ is, maar het kind van een Javaanse moeder en een Chinees-creoolse-inheemse vader. Aan de moeizame relatie met deze vader wijdde Amatmoekrim haar indringende memoir Tenzij de vader (2016).

Samenvattend
Als je de Surinaamse literatuurgeschiedenis van de 20e eeuw in enkele grote gebaren wilt duiden, dan kun je zeggen dat het vooral de creoolse dichters zijn geweest die actief waren in de nationalistische jaren vóór de onafhankelijkheid (de enige mij bekende Javaan uit die jaren: Megar, pseudoniem van F.K. Matodihardjo, met zijn bundel Na het zuur het zoet uit 1974, die in zijn afgesleten metaforiek wel héél goed gekeken had naar het propagandakoor van die jaren). De Hindostanen manifesteerden zich nadrukkelijk in de literatuur in de jaren ná de onafhankelijkheid. Maar de Javaanse schrijvers zijn in wezen altijd een quantité négligeable gebleven: enkele individuele dichters kwamen met gebundeld werk dat de moeite waard was, een handvol anderen liet verspreid over tijdschriften en kranten van zich horen, maar een brede beweging is er nooit geweest. Weinig auteurs schreven in het Surinaams-Javaans, weinig ook in het Nederlands. Hoe komt dat? Daar zijn wel enkele redenen voor aan te geven.
Ten eerste: de meeste Javanen zijn zeer lang ruraal gebleven. Anders die bij andere districtsbewoners (met uitzondering van de inheemsen en marrons) is hun trek naar de stad Paramaribo vrij laat op gang gekomen. Dat heeft ook betekend dat zij zich lang bewogen binnen het traditionele plattelandsleven, bij uitstek een oraal gemeenschapsleven, want Javaans werd niet onderwezen in de scholen en het Nederlands werden de Javanen veelal maar moeizaam machtig. Het verbaast dan ook niet hoe sterk er één lijn zit in de thematiek van de Surinaams-Javaanse poëzie, een thematiek die goed is samengevat met de titel van een publicatie over het Javaanse erfgoed, geschreven door een van de productiefste cultuurvorsers in Nederland, Hariëtte Mingoen: Over verlies en overleven (2021).
Vervolgens heeft ook meegespeeld dat het niet in de aard van de meeste Surinaamse Javanen ligt om zich krachtig te laten gelden. Generaliseren is altijd gevaarlijk, maar de Javaan beweegt zich niet met scheermesjes aan de ellebogen door het maatschappelijk leven. Rukun, vreedzame coëxistentie, is belangrijker dan een sociale emancipatie die met de vuist op tafel moet worden afgedwongen. Zichzelf nadrukkelijk manifesteren wordt al gauw gezien als kurang ajar, onbeschoft; bescheidenheid en het vermijden van conflicten gelden als grote deugden. Dat heeft er vermoedelijk aan meegewerkt dat in Suriname de Javanen voornamelijk zichtbaar zijn op nationale feestdagen met hun soms tot toerismespektakel uitgeholde paardendans. In Nederland zoeken de Surinaamse Javanen elkaar op, zij zoeken geen aansluiting bij de Nederlands-Indische gemeenschap en in het publieke culturele leven zie je sporadisch een Javaan opduiken. Deze attitude zal er ook toe bijgedragen hebben dat de Surinaams-Javaanse cultuur sterk in zichzelf gekeerd is gebleven en dat je pas recentelijk in teksten meer durf ziet om buiten de eigen etnische kaders te treden. De grote uitzondering daarop vormt Karin Amatmoekrim, voor wie nadrukkelijk in het debatleven een plaats is ingeruimd.
Opvallend is ook het grote aandeel poëzie in de geschreven Surinaams-Javaanse letteren. Eén enkele verhalenbundel, dat is het. Mooi is wel de tendens dat, nadat creolen en Hindostanen hoe langer hoe meer non-fictieboeken met autobiografische verhalen afleveren, nu ook de Javanen schoorvoetend volgen. Lijden in stilte (2018) van Annemarie Ongolesono is eerder een vorm van bekentenisliteratuur, bedoeld als hartversterker voor den evenmensch: het relaas van een vrouw die ondanks huiselijk geweld kans ziet een Javaans afhaalrestaurant uit de grond te stampen en die vervolgens met borstkanker wordt geconfronteerd. Wa.ter.sé; herinneringen van de dorpsjongen uit Bakkie (2017) van Reinier Kromopawiro (geb. 1949) is een authentiek relaas van een het leven van een jongen uit het ‘Javanendistrict’ Commewijne die naar de hoofdstad trekt en vervolgens naar Nederland en die het ritme van de tijd weet te verwoorden met een goed oog voor het tropische detail. Van de traditionele vormelijkheid en aarzeling om zichzelf naar buiten toe te presenteren, heeft hij duidelijk geen last.
Durf is niet alleen een mentale instelling, het is ook een houding die geschraagd moet worden door het gemak waarmee men zich van een taal kan bedienen. In het werk van Karin Amatmoekrim, Marius Atmoredjo en Hariandi Todirijo wordt duidelijk gezocht naar nieuwe wegen. Of die wegen dan ook uit moeten komen in Korea zoals bij de K-literatuur van Rain, is een vraag die misschien door de jongste lezers weleens anders beantwoord zou kunnen worden dan door lezers die meer affiniteit hebben met de ‘traditionele’ poëzie en romanliteratuur.



Literatuur
Meer informatie over Surinaams-Javaanse literatuur kan gevonden worden in Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur (2003) van Michiel van Kempen. Poëzie van verschillende van de genoemden is opgenomen in het Album van de Caraïbische poëzie (red. Michiel van Kempen & Bert Paasman, 2022). Levensverhalen van Surinaamse Javanen zijn te vinden in Stille passanten (2008) van Yvette Kopijn en Hariëtte Mingoen, Migratie en cultureel erfgoed (2010) van Lisa Djasmadi, Rosemarijn Hoefte en Hariëtte Mingoen, Commewijne. Plantages, Javanen en andere verhalen (2016) van Fineke van der Veen en Dick ter Steege. Algemene informatie is te vinden in Over verlies en overleven. Artikelen over de geschiedenis en het erfgoed van Javaanse Surinamers (2021) van Hariëtte Mingoen.

 
Share our website